Wie was Jan de Quack
Jan de Quack was van 1837 tot 1852 burgemeester van
Castricum. Hij aanvaardde dit ambt pas op 67-jarige leeftijd.
Daarvoor had hij reeds een zeer bewogen leven achter zich als
klerk, magazijnmeester, ambtenaar bij een ministerie, com
missaris van politie, vrederechter en al als burgemeester.
Bovendien was hij in zijn tijd zeer bekend als dichter en
romanschrijver.
Zijn ambtsperiode in Castricum tekende zich af als een stabiele
periode; hij wist de gemeente goed te besturen, dit in sterke
tegenstelling met zijn voorganger Pieter Kieft, die als burge
meester van Castricum in 1836 was veroordeeld tot vijf jaar
tuchthuisstraf en een geldboete wegens het onwettig heffen en
verduisteren van belastinggelden (hierover in een volgend
jaarboekje meer).
Vanaf 1828 was Jan de Quack reeds burgemeester van Bever
wijk en op 28 januari 1837 werd hij daarbij ook benoemd tot
burgemeester van Castricum. Hij had het in zijn vermogen om
het ernstig geschokte vertrouwen in het gemeentebestuur bij de
bevolking te herstellen en het financieel beheer weer gezond te
maken. Na de invoering van een nieuwe gemeentewet in 1851
was hij als burgemeester genoodzaakt ontslag te nemen met het
gevolg dat op 13 mei 1852 op 82-jarige leeftijd door Zijne
Majesteit eervol ontslag werd verleend. Nog geen twee
maanden later op 4 juli 1852 is hij te Beverwijk in zijn huis op
de Breestraat nr. 195 overleden.
In dit artikel vertel ik iets over de levensgeschiedenis van Jan de
Quack en over zijn Castricumse ambtsperiode. De gegevens
voor zijn levensgeschiedenis zijn grotendeels van het onder
zoek, welke de Heer Kortenhorst uit 's Gravenhage heeft uitge
voerd; zijn Castricumse ambtsperiode is voornamelijk ontleend
aan de gemeenteraadsnotulen.
Rotterdammers van geboorte
Jan de Quack werd op 16 augustus 1769 buiten de Goudse
Poort te Rotterdam geboren, als zoon van de koopman Jan de
Quack en van Hester Esbeek. Op 21-jarige leeftijd in 1790 zou
hij in de firma van zijn vader zijn opgenomen. Lang heeft dit
echter niet geduurd; zijn vader overlijdt in 1792 en kort daarna
kwam Jan de Quack in dienst van de Republiek. Met deze
overgang zal hij niet veel moeite gehad hebben. Veel toekomst
in de handel was er niet en door de patriottische gezindheid van
de familie de Quack kwam hij via de patriottische Volks
sociëteiten in de ambtelijke wereld van de Republiek terecht.
In datzelfde jaar 1792 trouwt hij te Rotterdam met de 19-jarige
Petronella Johanna van Sluijs en ruim een jaar later in 1793
wordt hun eerste kind te Rotterdam geboren; kort daarop is hij
met vrouw en kind naar 's Gravenhage verhuisd.
Ambtenaar in Den Haag
Zijn eerste jaren woont Jan de Quack op de Lutherse Burgwal.
Hij is na de omwenteling op 19 januari 1795 klerk bij het
"Comitée van Administratie der Fransche Troups" voor een
maandloon van 75 gulden.
Een jaar later wordt hij aangesteld als klerk aan het bureau tot
de soldijen van het Commissariaat voor de Franse Troepen en
woont aan de Brouwersgracht.
Kort daarna (inmiddels schrijver van enkele toneelstukken) is
hij betrokken bij de oprichting van het toneeloefenende
genootschap "Natuur en kunst" en doet als lid mee met het
bloeiende amateur-toneelleven van Den Haag.
Tijdens de veldtocht in Noord-Holland in 1799 is hij magazijn
meester bij het Franse leger. Misschien heeft hij in deze
hoedanigheid Castricum voor het eerst aanschouwd. Deze
veldtocht eindigt in het beslissende gevecht, welke hier op 6
oktober 1799 woedt en als de "Slag bij Castricum" de
geschiedenis zal ingaan.
In 1800 werkt hij als ambtenaar aan het Ministerie van Marine
en Koloniën en woont achtereenvolgens nog op de Prinsegracht
(1803) en op de Stille Veerkade (1804). In 1808 gaat Jan de
Quack werken in Amsterdam op een bureau van hetzelfde
ministerie. Met zijn gezin dat dan bestaat uit 3 zoons en 4
dochters gaat hij in Amsterdam wonen.
Hier wordt hij op 19 december 1809 aangenomen als
leerling-vrijmetselaar, daarna bevorderd tot gezel in de
Amsterdamse loge La Charité en op 3 november 1811 verheven
tot meester-vrijmetselaar.
Toneelschrijver en dichter
Jan de Quack begon in Den Haag zijn letterkundige loopbaan,
welke zou omvatten een aantal zelf geschreven toneelwerken,
gedichten en romans, alsmede een lange reeks vertalingen van
toneel- en zangstukken, van romans, verhalen, reisbeschrij
vingen e.d.
Zijn eerste werken verschenen anoniem in 1794 getiteld "Elize
van Wallenthorst" en "De verlossing der Slaaven door de
Franschen". Vanwege de politieke boodschap werd het laatste
door de overheid verboden; echter na de omwenteling van 1795
werd het toneelstuk met veel succes in Den Haag opgevoerd.
Door hem werden 5 toneelstukken geschreven, die ook in druk
zijn verschenen en die succesvol in de grote steden werden
opgevoerd. Daarnaast heeft hij 18 toneelstukken in de periode
1799-1834 vertaald en bewerkt. Bovendien heeft hij ook nog
met zijn vriend B.A. Falleé in de periode 1804-1813 één
toneel-zangstuk geschreven en 12 stukken vertaald.
Zijn hele leven heeft hij (gelegenheids)gedichten gemaakt. Een
klein aantal is in druk verschenen, een veel groter aantal heeft
hij in enkele grote aantekenboeken vastgelegd en zijn nog in het
bezit van zijn nakomelingen.
De Maatschappij V.W.
In de zogeheten Maatschappij V.W. heeft Jan de Quack vooral
in de beginjaren een leidende rol vervuld. Dit genootschap was
opgericht op 29 september 1806 te Amsterdam met de naam
"Kunstkweekend Collegie onder de zinspreuk V.W." met als
doel de beoefening van de taal- en dichtkunde, de tekenkunde
en de toonkunde in daarvoor speciaal ingestelde departementen
te bevorderen. Elk departement had een eigen bestuur met
meerdere direkteuren.
Naast de moedermaatschappij, die zetelde in Amsterdam en die
bijna honderd jaar heeft bestaan, werden er afdelingen
opgericht in Alkmaar (1821), 's Gravenhage (1822) en Middel
burg (1818).
De betekenis van de letters V.W. was het strenge geheim van
12