Middeleeuwse schoen
Vondst uit een tonput, gedaan tijdens een opgraving aan de Walstro in april-mei 1972
Inleiding
De ledervondst, die nu beschreven gaat worden, behoort tot de
opgraving die in april-mei 1972 aan de Walstro plaats vond en
waarover reeds in het 3e Castricums jaarboekje is geschreven.
Het is nu pas mogelijk meer bekendheid te geven aan de vondst
van een lederen schoen die tijdens de opgraving als een
vormeloze massa in de vulling van een tonput werd aange
troffen.
Eenmaal opgegraven moest voldaan kunnen worden aan de
hoge eisen van een goede konservering. De lederresten werden
in natte toestand in plastic luchtdicht verpakt en ter
konservering aangeboden aan het Rijksinstituut voor Oudheid
kundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort. Het duurde
echter tot januari 1980 voordat we dit ledermateriaal weer tot
onze beschikking hadden.
Het leer was prima gekonserveerd waarbij het zelfs z'n
oorspronkelijke soepelheid had behouden, maar de delen
moesten nog aan elkaar gezet worden. Uiteindelijk gelukte het
de bij elkaar behorende delen tot een nagenoeg komplete
schoen te herenigen. De overgebleven fragmenten bleken
afkomstig te zijn van één of meerdere andere schoenen, maar
konden niet tot grotere delen worden samengevoegd.
teenstuk te kunnen rekonstrueren hoe de zool aan het bovenleer
werd vastgenaaid.
Bij middeleeuws schoeisel was het gebruikelijk om tussen de
zool en het bovenleer een strookje leer mee te naaien. Bij deze
schoen zijn daartoe geen aanwijzingen gevonden. In elkaar
genaaid vertoont de schoen één vertikale naad aan de buiten-
voetzijde en twee naden aan de binnen-voetzijde.
Door tweemaal twee vetergaten werd een leren veter gehaald en
aan één kant samengeknoopt. Een stukje veter zit nog in één
van de vetergaatjes. Het was bij deze schoenen gebruikelijk dat
aan de binnenzijde bij de vetergaatjes versterkingen werden
aangebracht in de vorm van b.v. opgenaaide ongelijkbenige
leren driehoekjes. Eén van deze driehoekjes is aan de
binnenzijde van de schoen bewaard gebleven en door de
veterresten op z'n oorspronkelijke plaats gehouden (zie afb. 1).
Langs de rand van de instap zijn duidelijk de gaatjes zichtbaar
die vanaf de vleeszijde naar de snijkant (of andersom) zijn
gestoken. Ook de groefjes van de naaidraad zijn te zien.
Hieruit kan opgemaakt worden dat de instap, zoals gebruike
lijk, afgezet is geweest met een strookje leer. Van dit strookje is
niets teruggevonden. Uit het voorgaande kunnen we opmaken
dat het leren strookje niet om, maar op de rand genaaid is
geweest.
De schoen
De schoen blijkt te behoren tot een laag uitgesneden type.
De totale schoenlengte bedraagt 22 cm en heeft waarschijnlijk
aan een opgroeiend kind toebehoord. De vorm wijst er op dat
we te maken hebben met een rechter exemplaar. Het bovenleer
is in drie delen gesneden (zie afb. 1). Hoewel dit, met kennis
van zaken, aan het poriënpatroon van de haarinplant vast te
stellen is, is niet onderzocht of dit leder afkomstig is van een
rund, kalf, geit, schaap of varken. Van de enkelvoudige zool is
slechts het teenstuk bewaard gebleven en in tegenstelling tot het
bovenleer in slechte staat. Het bovenleer werd aan elkaar gezet
door de snijkanten tégen elkaar vast te naaien. Hiertoe werden
naald en draad vanaf de vleeszijde (binnenzijde) schuin door
het leer naar de snijkant (dikte van het materiaal) gestoken.
De gaatjes voor de bevestiging van de zool waren van de
vleeszijde naar de nerfzijde (haarzijde) gestoken. De rand werd
naar binnen geslagen om gelijk te komen met de ligging van de
zool. Het is moeilijk om aan de hand van het bewaard gebleven
.V'
afb. I: Uitslag van de schoen
Bij de gevonden schoen werd geen aardewerk gevonden, terwijl
elders in dit gebied behalve 13e eeuws ook verspreid
voorkomend 14e en 15e eeuws scherfmateriaal werd aangetrof
fen.
Een vergelijkbare vondst werd in 1972 aan het Damrak te
Amsterdam gedaan, welke gedateerd werd in de eerste helft van
de 14e eeuw.
De soort schoensluiting, in kombinatie met de toepassing van
een enkelvoudige zool zou vooral bekend zijn uit de periode
van de laatste kwart van de 13e eeuw tot en met de eerste helft
van de 14e eeuw. Een nauwkeuriger datering van de
Castricumse schoen lijkt niet mogelijk.
E. Mooij
Geraadpleegde literatuur
Westerheem XXVIII - 2 - 1979 blz. 70 e.v.
"Een snipper is ook een schoen"
Over archeologische ledervondsten en hun behandeling
O. Goubitz
Spiegel Historiael 13e jaargang nr. 4 april 1978 blz. 263 e.v.
"De spaarzame of fantasieloze schoenmaker"
W. Groenman-van Waateringe.
Opgravingen in Amsterdam
Twintig jaar stadskernonderzoek
Amsterdam 1977
Fibula v. Dishoeck, Haarlem, blz. 72 en 77.
De datering
afb. 2: De middeleeuwse schoen,
gevonden in de vulling van een
tonput.
11