puinstukken van Kronenburg, een plaatje waarin slechts enkele stenen, zij het met uiterste precisie zijn weergegeven.19 Roeland Roghman heeft vooral bekendheid gekregen om zijn 247 overgebleven tekeningen van kastelen. Roghman, vriend van Rembrandt, moet worden gezien als een groot meester. Elke tekening is van hoge kwaliteit, vooral als je ze gaat vergelijken met die van andere tekenaars. Tot in de details waren Roghman's tekeningen verantwoord. Vaak wordt bij restauraties van oude gebouwen met vrucht van z'n werk gebruik gemaakt. Hij maakte omstreeks 1640 een prachtige tekening van Kronenburg's overgebleven toren (afb. 4). In de muurpartij bevindt zich een imponerende poort; het stukje muur dat steunt tegen het ronde gedeelte van de toren, kan worden gevolgd tot daar waar veel kleinere stukken van de buitenmuur net nog uit het gras steken (rechts onder de grote boom). De zeer oude, bijna ronde toren bevat enkele forse hoge raamgaten. De ruimte schijnt zo groot dat het wonen in deze toren heel goed mogelijk moet zijn geweest. In de rechte zijde van de toren, die volgens Nidek - de schrijver van het Zegenpralent Kennemerlant - nog ouder is, kijkt een "deur" op de binnenplaats uit. Na de poort loopt de muur langzaam af naar het gras, waarbij de verdikking opvalt. Of hier nog een zware muur of een overgebleven brok woonverblijf is weergegeven is niet duidelijk. Laatstgenoemde mogelijkheid is wel het meest waarschijnlijk. Veel aandacht moet worden geschonken aan de grote stap die nodig is, eerder een sprong, om netjes door de "deur" van de toren naar binnen te gaan. Vóór 1640 heeft het land veel hoger gelegen; eens waren er ook de binnenmuren op gefundeerd. Het loopniveau zal zich hebben bevonden ter hoogte van de stenen rand, die in de deur is getekend! Willen we het verval in de tijd een beetje kunnen volgen dan moeten we blijven letten op het kleine romaanse (van boven ronde) venstertje dat juist boven het gras uitkomt. Het "schietgaatje" rechts boven het venstertje en de naar ons toe gerichte afgebrokkelde muuraansluiting zijn ook belangrijk voor de oriëntatie bij andere afbeeldingen. Het naar binnen gerichte rechte stuk torenmuur zou nog lang blijven staan. De twee gaatjes die zich hierin vlak boven elkaar bevinden en die alleen als twee kleine zwarte stipjes zijn waar te nemen, zullen nog heel lang blijven. Duidelijk zichtbaar is de hogere ligging van de gronden, de sloot met meer gras dan water (de oude slotgracht) en links de bomen langs het Kronenburgerlaantje. Met behulp van Roghman's tekening kunnen de afmetingen van poorten, ramen, muren en toren worden geschat. De grootte van de man in de poort gesteld op 1.70 m, levert voor de muur een hoogte van naar schatting 6.50 m. afb. 5 Kronenburg in 1738 - Abraham de Haen. Omstreeks 1674 heeft ook Josua de Grave de dierbare overblijfsels vereeuwigd. Ongetwijfeld na vele omzwervingen, is het kunstwerk terecht gekomen bij een Londense kunsthan delaar, die hem verkocht en niet meer in staat was na te gaan aan wie. Het lijkt wel of in de eerste helft van de 18e eeuw de tekenaars het met de werkelijkheid niet zo nauw nemen. Wanneer men de prenten van Kronenburg, die in die jaren ontstonden aan de hand van de daarop vermelde jaartallen op volgorde legt, blijken de overblijfselen van het kasteel steeds hoger te worden. Een verklaring kan zijn dat de tekenaars de resten zo indrukwekkend mogelijk wilden weergeven. Bij een meer nauwgezette vergelijking van de verschillende afbeeldingen blijkt de oorzaak vooral te liggen in het namaken van oudere tekeningen. Abraham de Haen (1707-1748) laat in een fraaie tekening zien wat er van de imponerende toren en de poort met het verliefde paar van Roghman na honderd jaar resteerd (afb. 5). Niet meer dan wat muren met schietgaten zijn onderwerp van discussie voor twee heren. Op de voorgrond een echtpaar dat aan de slootkant uitrust van een lange wandeling. Voor de plaatsbepaling van het kasteel is de tekening van De Haen, die als laatste aan onze collectie werd toegevoegd, waardevol omdat eerder verkregen gegevens worden bevestigd en aangevuld. De prent zou in 1738 "ziende van Castricum" zijn gemaakt. Het dorp Castricum vormt de achtergrond, het is lommerrijk - met enige huizen en een boerderij - gelegen tegen de duinkant rond de oude Pancratiuskerk. De resten van het kasteel en de machtige toren zijn grotendeels tot een heuvel geworden. Van de slotgracht is aan de voorkant een sloot en achter de ruïne riet overgebleven. Het venstertje van Roghman gaat bij De Haen schuil achter enkele palen of planken, die schuin tegen het ronde deel van de muurpartij steunen. Zo gedetaillerd is de tekening, dat zelfs een geheim van het kasteel zichtbaar wordt: aan de voet van de heuvel, juist onder de torenresten gaapt een gat in het weiland. Een boogvormig metselwerk onder de grond, een kelder, of misschien een gang? Nogmaals: het vervallingsproces via de kunstwerken volgend zullen we rare sprongen in de tijd moeten maken, zodat we komen in 1729, nu 250 jaar geleden, toen Van Nidek in zijn boek een gravure opnam, gemaakt naar een werk van Hendrik de Leth (1703-1766). 8 A

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1979 | | pagina 8