CRONENBURG
.Schriel cloor^necten I gevierendeeld,
len-4 ingoucteen leeuw van rood,
tongd en genageld van blauw, 2en 3 in
goud een leeuW van zwart, getongcl era
genageld van rood; II van blauw
gegevens die de Werkgroep Oud-Castricum bij een kleine
proefopgraving verkreeg. Op een diepte van ongeveer 50 cm.
kwam een uit twee lagen stenen bestaande fundering aan het
licht. Door J.G.N. Renaud van de Rijksdienst voor Oudheid
kundig Bodemonderzoek werd een van de stenen gedateerd
tussen 1400 en 1450, zodat er van "nieuwbouw" sprake was.
Door Ampsing wordt de verwoesting van het Huis te Castricum
zelfs genoemd. Hij schrijft dat op oude gronden het Huis te
Castricum heeft gestaan, dat zo jammerlijk werd geschonden
en daarna naar het geslacht "Cronenburg" werd genoemd!12
Kasteel "Cronenburg"
In 1379 wordt Jan (van Polanen) van der Lecke, Heer van
Breda en van der Lek, beleend door Hertog Albert met de
goederen die ook Jan's vader in leen gehouden had. Hieronder
waren de ambachtsheerlijkheden van Castricum en Heemskerk
en het Huis te Castricum.
Jan van der Lecke geeft deze goederen aan zijn broer Dirk, die
gehuwd was met Gilia van Cralingen. Gilia noemt zich in het
leenregister van Honingen herhaaldelijk "vrouwe van Castri-
chem".
Dirk van der Lecke liet tenminste twee kinderen na; een zoon
Jan, die hem opvolgde en een dochter Catharina, die met
Hendrik van Cronenburg was gehuwd. Hendrik was een zoon
van Willem van Cronenburg, die een bastaardzoon was van
Willem IV, graaf van Holland, en die genoemd was naar zijn
kasteel Cronenburg bij Loenen aan de Vecht. Deze familierela
tie is de enige samenhang, die er ooit heeft bestaan tussen de
kastelen Kronenburg in Castricum en Kronenburg in Loenen'.3
In 1440 vraagt Hendrik aan zijn zwager Jan van der Lecke of
hij zijn zoon Willem wil belenen met alle landen en huizen
gelegen te Castricum, die hij zelf tot dan toe van hem geleend
had. In 1441 krijgt Willem van Cronenburg van Jan van der
Lecke in leen "de huisinge tot Castrichem, geheiten Cronen-
borch, mit al sulke leenguede dair toe horende". Het is de
eerste keer dat het huis te Castricum - Cronenburg - genoemd
wordt.
Kronenburg ging van de familie "van der Lecke" via "van
Kijfhoek" naar die van "van Assendelft". Onder Floris van
Assendelft werd in 1573 het fraaie, maar voor die tijd minder
sterke Kronenburg door de Spaanse soldaten verwoest. De
genadeslag had het gekregen, het zou nooit meer herbouwd
worden en alleen nog maar dienst doen als dankbaar
onderwerp voor dichters en tekenaars.
Verwoesting en verval
In 1573 plunderden de Spanjaarden Castricum, Limmen,
Uitgeest en Bakkum, ze moordden en staken huizen in brand.
Kasteel Kronenburg werd niet gespaard in de verwoestende
tocht van de Spaanse soldaten van Don Frederik."10
Deerlijk beschadigd bleef het liggen. Toch genoot men nog
langer van de luister die rond de overblijfselen bleef hangen.
Langzamerhand ging men wat meer over de vorm en ligging
van de gronden en het kasteel schrijven. De geschiedschrijver
C. van der WoudeJ4die duidelijk een onderscheid maakt tussen
't Huys te Castrichem en 't Huys te Kroonen-burgh, schrijft in
zijn kroniek van 1645 dat Kronenburg in puin ligt en nog fijne
oude gebroken en "versturven" muren vertoont. Ampsing
schreef in 1628 al over de hoger gelegen oude gronden van het
huis Castrichem dat naar Kronenburg werd genoemd'.2In 1727
heeft men het over een ronde puinheuvel en het laag en
vervallen muurwerk van een oude ingestorte toren.8
Onder Mr. Lieve Geelvinck (1676-1743), Heer van Castricum
en Burgemeester van Amsterdam, is er sprake van een
bijzonder grote belangstelling voor de overblijfselen van het
kasteel en het terrein waarop en waaronder ze zich bevinden.
afb. 3 Het wapen van de Heerlijkheid Cronenburg.
Geelvinck, eigenaar van Kronenburg en omliggende landerijen,
laat in 1728 het kasteel opgraven en meten door Johannes
Rollerus, een echte landmeter.15
In het platenboek "Zegenpralent Kennemerlant"7 wordt een
tamelijk uitvoerige beschrijving gegeven van de ruïne en z'n
nabije omgeving. Ook aan de door Rollerus getekende
plattegrond, die H. de Leth in zijn ets heeft opgenomen, wordt
de nodige aandacht besteed. Het terrein was heuvelachtig en er
was niet veel meer te bespeuren van de gracht die vroeger om
het huis had gelopen: alleen een lage glooiing aan de kant van
het overgebleven muurwerk herinnerde daaraan. Op de helling
van de heuvel stonden driehoekige brokken muur. De twee
grootste stukken worden omschreven als een gedeelte van een
aan de buitenkant halfronde en aan de binnenkant ouderwetse
platte toren. Een derde deel (dat van de ronde muur afkomt) is
van een vlakke buitenmuur van het kasteel. Dat de afknotting
van het kasteel niet stil staat blijkt wel uit Bruin's Arkadia
(1732): "het is een kleine romp die niemand kan bewonen, een
deerlijk overschot".10
Stellingwerf tekende in 1740 met de pen een muurtje van
ongeveer een meter hoog (afb. 2) en honderd iaar later is er
niets meer van het gebouw te zien d ~^ten
die erlangs liepen en een paar vijvers.
De Heerlijkheid Cronenburg
Aan het kasteel Cronenburg was de heerlijke titel verbonden;
na de verwoesting van de kasteel blijft de heerlijkheid
Cronenburg bestaan. De ambachtsheerlijkheden Castricum en
6