Kasteel Kronenburg In het zuid-oosten van Castricum staat, aan alle kanten omringd door weilanden, een oude boerderij. Nu nog geïsoleerd, ligt zij in het verlengde van de Doodweg en het "Cronenburgerlaantje". Dit laantje geeft de richting aan, waarin men hoger gelegen land kan vinden. Dat land, naast en ten noord-oosten van de boerderij herbergt vele raadsels en verhalen. In deze bijdrage worden enkele stukjes opgegraven van de puzzel die Kronenburg is, eens een Castricums kasteel. De Romeinen Het komt in de geschiedenis veel voor dat burchten ontstonden op dezelfde plaatsen waar de Romeinen een aantal eeuwen eerder hun strategische posities hadden ingenomen. Men kwam tot dezelfde keuze, omdat er uit krijgskundig oogpunt geen grote veranderingen in het landschap waren aangebracht. Aan de ligging van een burcht werden twee eisen gesteld: de burcht moest liggen op of in de buurt van een strategisch punt aan een rivier of een weg. Daarnaast moest het terrein door zijn natuurlijke ligging goed verdedigbaar zijn, zodat het gebouw kon dienen voor bescherming van de burgers van de streek. Het is niet ondenkbaar, dat de Romeinen in hun opmars naar het noorden een bezoek hebben gebracht aan het gebied dat later Castricum werd genoemd. De militairen, die natuurlijke grenzen voor het Romeinse Rijk zochten, zullen wellicht een tijdelijke grens hebben gevonden in het Oer-IJ, een zijrivier van de Rijn, die noordelijk van Castricum stroomde en voorbij Egmond in zee uitmondde. Sinds 100 v. Chr. was het mondingsgebied van het Oer-IJ aan het verzanden, totdat er nog maar enkele geulen overbleven die water naar de zee voerden. Het waren tijden waarin de elementen vrij spel hadden: zij vormden overstromingen vanuit zee, kronkelende riviertakken, slibafzettingen en verstuivingen, duinen en landtongen.' Temidden van het natuurgeweld ontstonden hoger gelegen strandwallen. Het gebied rond Castricum verlandde eerder dan de noordelijker gelegen rivier-delta, die pas omstreeks 800 - 900 n. Chr. dichtstoof. Het droog gevallen land met aan de noordzijde open uitmondingen naar zee was bijzonder geschikt voor bewoning en dit zal voor het ontstaan van Castricum mede van betekenis zijn geweest. Vondsten in Castricum van grote hoeveelheden aardewerkscherven uit de le en 2e eeuw n. Chr. wijzen op een intensieve bewoning aan het begin van de jaartelling. De strategische positie van de strandwallen kan mogelijk voor de Romeinen een reden zijn geweest er tijdelijk hun kampen op te slaan. Aanwijzingen voor het bestaan van een Romeinse legerplaats (een castellum) op Castricums grondgebied zijn er niet, er is slechts een vermoeden. In de eerste plaats doet de naam "Castricum" denken aan invloed uit het zuiden. Sommige historieschrijvers verklaren de naam Castricum als een verbastering van Castra in Kinheim, waarbij Castra de Romeinse benaming is voor kasteel en Kinheim de toenmalige benaming voor Kennemerland.3 De eerste vermel ding in geschreven bronnen vinden we in een schenkingsakte aan de abdij door Arnulf als graaf van Holland van 988 tot 993. De naam is al verbasterd tot "Castrichem".1 Vervolgens komen we in de loop der jaren tegen Casterchem, Castrinchem en Casterkem. Verder kan worden gewezen op een aantal scherven van Romeins aardewerk, gevonden langs de Cieweg en op de Goudduinen (akkers ca. 400 m. ten zuiden van Kronenburg), waar ook een munt van Keizer Vespasianus (69-79 n. Chr.) boven de grond kwam. Het vermoeden, dat het de Romeinen zijn geweest, die de kiem voor de ontwikkeling van het duindorp hebben gevormd, is reeds door meerdere geschied schrijvers geuit. Een duidelijk bewijs van de plaats van het centrum van Romeinse bedrijvigheid moet er nog op tafel komen of worden blootgelegd. Het eerste Huis Wanneer men (na de Romeinen?) voor het eerst weer de hoger gelegen gronden in de Oosterbuurt gaat bewonen is moeilijk te achterhalen. Waarschijnlijk ligt dit in de 11e eeuw. Ook kan aangenomen worden dat zich in dit tijdvak de wortels bevinden van adellijke stambomen van Castricumse families. Adel die met paard en zwaard besliste over goed en kwaad, eerlijk en oneerlijk. De geschriften over het leven en de wonderen van Sint Adelbertus zijn de oudste ons bekende. Ze verhalen over Castricummers, die "machtig waren door afkomst en fortuin" en die niet schroomden in conflict te komen met de Abdij van Egmond.4 Eens in een winter (periode 1091-1105) toen het water zo hoog gestegen was, dat de akkers en huizen van de Castricummers gevaar liepen voor grote schade, kwamen de welgestelde Castricummers razend en scheldend met wapens in de hand naar Egmond. Het plan was de dijk, die daar het water tegenhield door te steken, zodat het langs andere wegen kon weglopen. Toen de abt Steven dit hoorde, zond hij een van zijn broeders Adallart geheten, hen met de relieken van de heilige Adelbert tegemoet, in de hoop dat ze bevreesd zouden worden door de aanwezigheid van de heilige of tenminste verzoend zouden worden door de woorden van de broeder Adallart, die verwant was aan hun hoofdmannen. Deze broeder Adallart zou in het jaar 1105 Steven als abt opvolgen. Zijn vader was Adalard van Haarlem en zijn broer Galo van Haarlem. De Castricumse hoofdmannen waren dus verwant aan het geslacht "van Haarlem". Een eeuw later zou uit ditzelfde geslacht een van de voornaamste edelen van Kennemerland en bouwheer van het kasteel Kronenburg voortkomen. Naast de adellijke familie van Haarlem blijkt er ook een adellijke familie "van Kastricum" te bestaan, getuige het huwelijk van Sifridus (ook Sicco of Sivaart genoemd), zoon van Arnulf 3e graaf van Holland van 988 - 993, met Tetburg van Kastricum.^Deze Sifridus werd stadhouder van Kennemer land; hij schenkt o.a. een perceel land te Noorddorp (Heemskerk) aan de Abdij en werd begraven in het midden van de abdijkerk.3 Ook wordt er melding gemaakt van een zekere Heer Bruin of Bruno van Castrichem, die in 1118 in de tijd van Floris II (1091 - 1121) met vele Hollandse edelen bij Schoorl door de West-Friezen was verslagen/' Bruno zou nu hebben behoord tot het oude adellijke geslacht "van Castrichem" dat al zeer vroeg een slot (een versterkt huis van hout) zou hebben gesticht en 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1979 | | pagina 3