Pottenstapel als waterput in plan Molendijk Opgraving op 25 juli 1972 van een pottenstapel uit het begin van de jaartelling door de werkgroep Oud-Castricum. Inleiding De heer N.C. Steeman, lid van de werkgroep Oud-Castricum, ontdekte op 25 juli 1972 de eerste sporen die de aanleiding vormden tot een belangrijke archeologische vondst op Castri- cums grondgebied. Het is aan zijn nimmer aflatende oplettend heid t.a.v. grondwerkzaamheden te danken dat er een opgraving heeft kunnen plaatsvinden. Evenals vele andere vondsten uit de eerste eeuwen na Christus werd ook deze vondst gedaan aan de Cieweg. Reeds op 20 september 1969 werd naast de school De Hoeksteen, gelegen op de hoek van Het Strengh en de Cieweg een belangrijke konsentratie scherven gevonden. De opgraving die nu beschreven gaat worden werd verricht op een terrein dat vrijwel p-pnst aan het opgravingsterrein van september 1969. (zie afb. i). Afb. 1 Plaats van de pottenstapel in plan Molendijk. Tijdens graafwerkzaamheden die daar plaats hadden, in verband met de aanleg van een kinderspeelplaats, kwam wederom een belangrijke schervenkonsentratie aan het licht. De heer P.J. Woltering, provinciale archeoloog van de rijksdienst voor oudheidkundig bodemonderzoek te Amers foort werd van deze vondst op de hoogte gebracht en is ter plekke komen kijken. Onder de belangstellenden, tijdens het uitgraven van de potten, bevond zich ook de toenmalige burgemeester de heer van Boxtel. Alle medewerking werd van de gemeente ondervonden om de opgraving tot een goed einde te kunnen brengen. Door toedoen var de burgemeester werd de aanleg van de speelplaats uitgesteld hetgeen niet zoveel problemen opleverde, omdat deze werkzaamheden door gemeentewerken werden uitgevoerd. Tevens werden we hierdoor in staat gesteld ook de naaste omgeving van de pottenstapel te onderzoeken. Dit resulteerde in de ontdekking van een "huis plattegrond". Vondstsituatie bewoningsresten zich aan op een diepte van 50 - 75 cm onder het maaiveld. Al spoedig bleek dat we te maken hadden met twee schervenkonsentraties, die op ongeveer 1.50 m van elkaar verwijderd lagen. Allereerst werd die schervenkonsentratie aan een onderzoek onderworpen, die het kleinst van omvang leek (zie afb. 2). Afb. 2 Vondstsituatie Nadat de grond rond deze schervenkonsentratie uitgegraven was, bleek dat we te doen hadden met een potbodem. Deze potbodem bleek gevuld te zijn met scherven die ingebed lagen in sterk verontreinigd zand. De grond rond de potbodem was echter geel/grijs van kleur met roestplekken en schelpgruis. Voorafgaande aan de restauratie bleek het bijzonder moeilijk te zijn de scherven uit deze potbodem te kunnen verwijderen. Het verontreinigde zand was door het drogen erg hard geworden en het aardewerk van de potbodem zeer broos. De scherven die er uit kwamen waren hoofdzakelijk randscherven, okerkleurig en goed van kwaliteit. Al deze scherven tesamen vormde een nagenoeg komplete potrand met een lichte knik op de schouder. Verder bevonden zich in de potbodem enkele samen te voegen scherfjes van een klein grijs/zwart potje alsmede kleine vuurstenen afslag, (zie afb. 3) Merkwaardig was dat helemaal onderin de potbodem een laagje zand werd aangetroffen dat gelijk was van kleur als het zand uit de omgeving. Hieruit zou opgemaakt kunnen worden dat het "schone" zand door het gat in de potbodem naar binnen was gedrongen. Evenals de meeste voorgaande vondsten kondigden ook deze 16 Afb. 3 Randscherven uit de potbodem.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1979 | | pagina 16