Nidek gaf er in 1730 een tamelijk uitgebreide beschrijving van. Zo kan de periode 1728-1730 als zeer belangrijk worden beschouwd wat betreft de gegevens die men over Kronenburg voor het nageslacht vastlegde. Rollerus gebruikte de platte grond ook in zijn kaart van de Heerlijkheid Castricum (zie omslag van het jaarboekje),21 hierdoor meteen een aanwijzing verstrekkend over de ligging van het kasteel. Op de waterverf tekening is het overgebleven stuk muurwerk aangegeven, naast de fundamenten van de buitenmuren en de torens. In opdracht van Mr. Lieve Geelvinck had de landmeetkundige de zaak laten opgraven, waarna hij het opmat en tekende. De binnen de muren getekende cirkel geeft het fundament weer van een ronde en zeer diepe put", zoals Van Nidek schreef, "welke met zand en puin was gevuld".7 Vaak wordt in putten bij kastelen, aardewerk en ander door mensenhanden vervaardigd materiaal aangetroffen, waardoor een scherpe datering van het kasteel mogelijk is. Doordat Rollerus er een waterverftekening van maakte, zijn de lijnen onduidelijk. Dit nemen we echter gezien de grote hoeveelheid bruikbare informatie, die het verschaft, op de koop toe. Hij heeft bovendien de gesteldheid van het terrein goed op papier gezet, vooral van het gebied binnen de muren. In 1728 was de heuvelachtige hoogte hier en daar met enige heesters en kleine boompjes begroeid. Van de gracht, die vroeger om het huis had gelopen, kon alleen nog maar een lage glooiing aan de kant van het metselwerk worden bespeurd. Het was grond die met rietkragen en grashelmen was begroeid en bij nat weer onder water liep. Waarschijnlijk is ter plaatse van de put de fundering dieper uitgebroken, zodat de tekenaar geen metselwerk meer zag en het als een onderbreking in het murenpatroon aangaf. De torens, twee ronde en een vierkante, zijn wat mager op het perkament gekrast. Uit de vorm van het weiland, waarin het geheel is geplaatst, kan bij vergelijking met kaarten worden geconcludeerd dat het sinds 1728 niet veel is veranderd. Alleen van de sloot, die langs de lange bomenrij zou hebben gelopen is nu niets meer terug te vinden. De meeste inlichtingen zijn te halen uit de windroos met twee richingspijlen en de schaalverdeling die Rollerus naast de plattegrond heeft opgenomen. De grootte en de ligging van het kasteel blijken daardoor vrij nauwkeurig te bepalen; bij de vertaling van de tekening, moeten we afgaan op de betrouw baarheid van Rollerus als landmeter. De betrouwbaarheid van het werk van landmeters uit de 18e eeuw is evenmin een vast gegeven als dat van landmeters uit latere perioden; het hangt van de persoon zelf af. Zo kan de arbeid van een landmeter uit de 16e eeuw beter zijn te vertrouwen dan die van menig ander uit de eerste helft van de 19e eeuw. Rollerus heeft de plattegrond van Kronenburg waar zoveel werk aan kleefde, ook gebruikt in zijn kaart van "De Heerlijkheid van Castricum" die hij omstreeks 1735 maakte. Uit de plaats en de ligging van de overblijfsels, moet worden geconcludeerd dat het een zeer slechte kaart is. Ook de kaarsrechte, onnatuurlijk lopende verkavelingen vallen op. Terecht vroeg De Cock zich af of Rollerus kaart wel helemaal betrouwbaar is.22 Een zekere reserve ten aanzien van de nauwkeurigheid is daarom zeker op zijn plaats. Met behulp van de schaal in roeden, die Rollerus wat slordig op de waterverftekening kraste, kunnen redelijke schattingen worden gemaakt over de grootte van het kasteel en z'n verschillende onderdelen. Volgens Dr. J.G.N. Renaud, kastelendeskundige, is de opmeting van Rollerus - al zitten er dan misschien ook wat kleine fouten in - een kostelijk bezit en een goed, bruikbaar uitgangspunt. Hij wees er op dat er rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de landmeter niet alles heeft opgegraven en dat hij daardoor het murenpatroon niet scherp en duidelijk begrensd voor zich zal hebben gehad. De verschillende maten zullen ongetwijfeld bij benadering juist zijn. Op de tekening van Rollerus vinden we een schaalverdeling in roeden. De roede is een lengtemaat, die in verschillende gebieden van ongelijke lengte was. Zo sprak men van de Rijnlandse roede (3,7674 m) en van de Amsterdamse roede (3,6807 m). Omdat het hier om schattingen gaat en omdat Rollerus nauwkeurigheid met een korreltje zout moet worden genomen, wordt gekozen voor een omrekening van Rijnlandse roeden naar meters. Zo verkrijgen wij de volgende schattingen: De grootste lengte van het kasteel 32,5 m De grootste breedte 29,2 m Breedte torenloze hoekruimte 8,5 m Lengte 9,9 m Vierkante toren 5,7 m Breedte kleine halfronde toren 3,9 m Middellijn zware ronde toren 4,7 m Put-middellijn (binnen) 1,6 m Muurdikte bij benadering 0,5 m Waar Rollerus naast de fundering van het kasteel met het tekenen van grassprietjes is gestopt, was waarschijnlijk de slootkant. De afstand van ongeveer 10 meter tussen de muurresten en de slootkant komt overeen met de gegevens uit luchtfoto's verkregen. De plattegrond is tot op heden redelijk nauwkeurig bevonden. Volgens Renaud zijn de afmetingen in grote lijnen aanvaardbaar; een rechthoek van ongeveer 25 x 30 m zou er vertrouwenwekkend uitzien. Ook de resultaten door de werkgroep Oud-Castricum uit grondboringen verkregen, zijn in harmonie met de gegevens betrokken uit Rollerus arbeid. Afb. 8 Vertaling van de plattegrond van J. Rollerus. De ligging Aan de noord-oostkant van de boerderij, die Kronenburg heet en in de Oosterbuurt ligt, treft men het hooggelegen weiland aan, dat de resten van kasteel Kronenburg toedekt. Het is via het Kronenburgerlaantje te bereiken, vroeger de oprijlaan van het kasteel. Het hoogteverschil tussen dit gebied en andere weilanden is wel 1-1,5 meter, wat ook vroeger voldoende moet zijn geweest om droge voeten te houden. Op hedendaagse topografische kaarten staan de boerderij, de oprijlaan, de Kronenburgervaart en zelfs een rest van de slotgracht (in de vorm van een kromme sloot - afb. 15) aangegeven. Zulke kaarten worden gemaakt aan de hand van luchtfoto's, die meestal onder speciale weersomstandigheden 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1979 | | pagina 10