vulling te kunnen plaatsen zijn alle afzaten'' (f) geheel of gedeeltelijk weggebroken, slechts bij één venster, het meest westelijke in de zuidgevel, werd een steen teruggevonden (f), die de helling der afzaat aangaf, waardoor dus de hoogte vanuit vlak a, zijnde 13 Vi duim, bepaald kon worden. Bij alle nog bestaande ramen bleek ook dat men later in het gevelvlak (a) een laag tufsteen (g) had aangebracht ter verstijving van de afzaat (f): men heeft deze afzaten in geen enkel raam van blokken tufsteen gemaakt, doch aangevuld met tufpuin. Ongetwijfeld heeft men bij de bouw der romaanse ramen tussen de neggen een behoorlijke afzaat gelegd van behakte tufblokken, op het vlak a. Dit wordt bewezen door het feit dat hier en daar tussen het tufpuin waarmee de kernen der muren zijn gevuld, nog enkele blokken tuf gevonden werden met een behakte schuine kant in dezelfde helling als de oorspronkelijke afzaten. Bij de geboorte, en op regelmatige afstanden daaronder, werden de sporten gevonden van drie bindroeden voor het glas in lood, dat de romaanse ramen heeft afgesloten. De constructie hiervan moet zeer simpel geweest zijn: een bindroede Vi duim terug uit de dagkant in de negge (b), dus het glas in lood paneel iets groter dan de lichtopening tussen (b) en daarachter de bindroede aan de binnenzijde. Hierdoor was het mogelijk de daardoor ontstane kleine sponning aan de voorzijde met een specievoeg af te sluiten, terwijl de achterzijde werd gedicht met een pleisterlaag op (b). Enkele romaanse vensters werden bij de laatste restauratie in hun oude vorm geconstrueerd. In bovenstaande beschrijving hebben wij de oude Rijnlandse duimen gebruikt omdat deze een duidelijk beeld geven van de oorspronkelijke opzet van het bouwwerk, volgens de juiste verhoudingen, gegroeid in de vroege middeleeuwen en aan de hand der getallen-symboliek. Estetisch doen de oude bouwwerken, vooral de kerken, ons aangenaam aan. Waarom? Waarschijnlijk omdat de oude bouwmeester de symboliek der getallen in de vormgeving van de te bouwen kerk doorvoerde. 4. afzaat is schuin hellend bovenvlak van een kozijnendorpel. 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1978 | | pagina 7