bemanning op het schip was achtergebleven, vreesde de in beslag name van het hele schip en zette de tocht voort. Omdat de Castricum 3 lasten rijst van haar proviand meehad, was de Breskens niet bij machte om de voorgenomen reis te voltooien en achtte het raadzaam om naar Nagasaki, Tayoan (Formosa) of Batavia terug te keren. De 10 bemanningsleden, die naar het keizerlijke hof in Tokio waren gevoerd, werden daar jaren gevangen gehouden, en in 1649 op vrije voeten gesteld. Het schip Castricum In 1977 is door mij geschreven over een schip Castricum, welke is afgebeeld op een gravure van de hand van Petrus Schenk. Dit schip is van 1683 tot 1699 in de vaart geweest; het was een spiegelschip met een lengte van 39.4 m en 320 lasten groot (640 ton). De eigenaar was Cornelis Geelvinck, ambachtsheer van Castricum. Van het schip Castricum, waarmee Maarten Gerritsz Vries de ontdekkingsreis maakte is niet te achterhalen of er een relatie was met Agnes van Renesse, de toenmalige ambachtsvrouwe van Castricum. Het schip was een fluitschip met een lengte van 27 m en 100 lasten groot: het was in 1637/1638 gebouwd en vertrok op 12 januari 1639 uit Texel naar Oost-Indië; het was bewapend met 8 stukken van elk 3 4 pond. Op 17 juni 1639 arriveerde het in Batavia met 53 koppen varend volk en 25 koppen soldaten. Tussen 1639 en 1642 maakte het schip meerdere tochten naar Nagasaki (Japan), Formosa en Cambodja. Eind 1642 was het op Sumatra's westkust en in februari 1643 vertrok het uit Batavia voor de expeditie naar de Goud- en Zilvereilanden. Op 18 nov. 1643 was de Castricum wéér terug van de ontdekkingsreis en in de haven van Formosa aan wal gegaan. Eind december van datzelfde jaar was het in Siam. Acht jaar later werd het schip door worm aantasting in jan. 1652 aan de wal gehaald en gesloopt in Ambon. De tussenliggende jaren had het als vrachtschip een aantal tochten gemaakt in de Indische wateren o.a. naar de kust van Coromandel (India), Bengalen, Bali, Ambon, Banda, Ceram en Batavia. Dit schip Castricum staat afgebeeld op de gravure "Compagnies Lant". Kaap Castricum en Straat Castricum In 1787 werd door de grote Franse ontdekkingsreiziger La Pérouse een reis gemaakt vanuit Frankrijk om de noordelijke doortocht te vinden naar de Grote Oceaan. Hij bereikte Alaska en voer via de Filippijnen naar de noordoostelijke kusten van Azië en de zeeën ten noorden van de Japanse eilanden. Hij ontdekte de straat tussen Hokkaido en Sachalin, welke straat ook nu nog naar hem wordt genoemd. La Pérouse had grote bewondering voor de nauwkeurigheid, waarmee Vries zijn ontdekkingsreis (toen zo'n 150 jaar eerder), gezien de minimale technische hulpmiddelen, had uitgevoerd ("La navigation du Capitaine Vries est la plus exacte, qui ait pu étre faire, dans un temps, oü les methodes d'observation étaient trés grossières"). Uit waardering voor de verdiensten van Vries noemde hij de noordkaap van het eiland Urup: kaap "Kastrikum". Deze waardering van La Pérouse was opgenomen in zijn laatste aantekening, welke in febr. 1788 vanuit Botany Bay (Australië) naar Frankrijk zijn verzonden. Wat er nadien is gebeurd, is onbekend. Pas in 1826 ontdekte een Engelse scheepskapitein tussen de riffen van de Queen Charlotte eilanden (westkust van Canada) de overblijfselen van de 2 schepen, waarmee de ontdekkingsreis gemaakt was. Nadere onderzoekingen brach ten daarna aan het licht, dat de schepelingen hier nog jaren hadden geleefd. Vermoedelijk was La Pérouse daar ook zelf bij. Op een in 1855 verbeterde kaart van Japan werd de route tussen de Japanse eilanden Mikura en Miyake (33°52 N.B. - 140°06 O.L.), welke in 1643 voor het eerst door een Europees schip werd genomen, Straat "Castricum" genoemd. Vries noemde deze eilanden respectievelijk "Prinse eylant en Barnevelts eylant". Deze eilanden lagen ongeveer 3 mijlen van het Ongelukseiland. Geschiedenis van het eiland Urup De oorspronkelijke bevolking van de Koerilen zijn de Aino's, een klein en primitief volk met Europees aandoende trekken; ze 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1978 | | pagina 15