waarop stond "VOC anno 1643". Op deze wijze nam hij bezit
van het land en noemde dit Compagnies Land: "Heeft alsoo
possessie van wegen onse E.Heeren Meesters van dit lant
genomen, ende het selfde den naem gegeven van het
Companyslant, ende dese hoeck, genaempt de Cruyshoeck.
Hebben op het Companyslant gegeten ende gedroncken, ende
ter eere an onse E.Heeren Meesters 3 salvo's met musquets
gedaen, syn tegen den avont naer boort gevaeren."
Opperstuurman Coen had zelf het idee dat dit land een eiland
zou zijn, welke dicht bij de kust van Amerika moest liggen of
dat het een uitstekende hoek van deze kust zou zijn.
Speurtocht in de Grote Oceaan
Op 24 juni werd het anker gelicht en werd koers gezet in
noordwestelijke richting. De schipper-commandeur Vries
probeerde van hier uit Cathaija te bereiken, wat volgens zijn
kaarten en aantekeningen in noord of noordwestelijke richting
moest liggen. Hij zeilde in de zee van Ochotsk, maar zag
nergens land en koerste daarom weer naar het zuiden en
bereikte in de eerste dagen van juli de meest noordelijke punt
van het eiland Kunashir. Ze vervolgden hun reis verder in
Noordwestelijke richting en kwamen in het midden van juli in
de Aniwa baai (ten zuiden van het schiereiland Sachalin) en op
26 juli werd het meest noordelijke punt van de reis bereikt.
Hun positie was 48°45 N.B. en 143°53 O.L. in de Terpenje baai
(halverwege en oostelijk van Sachalin). In het verder verloop
van de reis probeerden zij naar het noorden te zeilen; een
noordelijke tegenwind echter voorkwam elke voortgang en
Vries werd gedwongen terug te keren. Hij zette koers naar het
zuidwesten en zeilde weer terug tussen de eilanden Urup en
Iturup door en was op 5 augustus in de Grote oceaan. Deze
zeeëngte, tussen de eilanden Iturup (stateneiland) en Urup
(Compagnies Land), werd later straat "de Vries" genoemd (op
de kaart Proliv Friza Afb. 1).
In het midden van augustus zeilde de Castricum de Akkesi baai
binnen op de zuidoost kust van Hokkaido. Hier bleven zij een
aantal dagen om weer wat op krachten te komen en het schip
te repareren. De baai werd op 1 september weer verlaten en Vries
zette koers naar de Goud- en Zilvereilanden, welke hij meende
te moeten zoeken op 37° N.B. Op deze breedtegraad zeilde hij
een maandlang in oostelijke richting tot voorbij de 180ste
lengtegraad (halverwege Japan en Amerika), zonder ook maar
een spoor van de begeerde eilanden te ontdekken. Op 1 oktober
zeilde hij weer terug in westelijke richting en bereikte eind
oktober de oostkust van Japan bij kaap Inubo (35°30 N.B.).
Hier besloten zij koers te zetten naar Formosa; op 9 november
ontmoette de Castricum bij het Japanse eiland Kioesjoe hun
reisgenoot het schip Breskens. Gedurende 5'A maand waren
hun wegen gescheiden geweest. Met grote vreugde vertelden zij
eikaars ervaringen en negen dagen later bereikten zij op 18
november gezamenlijk de rede van Tayoan op de westkust van
Formosa.
Terug in Batavia
Van Formosa ging schipper-commandeur Vries en opperstuur
man Coen met het schip "Swaen" naar Batavia, waar hij op 14
december 1643 aankwam. In Batavia waren de autoriteiten niet
ontevreden over deze expeditie, ondanks het feit dat noch de
Castricum noch de Breskens de Goud- en Zilvereilanden
hadden gevonden. Alle punten in de instructie waren echter
opgevolgd en een aantal tot dan toe onbekende landen en
eilanden waren bezocht en in kaart gebracht.
Zij planden zelfs een volgende expeditie naar het noorden,
eveneens onder leiding van Maarten Gerritsz Vries in april
1644. Waarschijnlijk werd hun enthousiasme aangewakkerd
door de mogelijkheid dat Compagnies land een vooruitstekend
deel van Amerika was (nog in het begin van de 17e eeuw was
men namelijk van mening, dat Amerika slechts door een
zee-engte, de "Fretum Anian" van Mongolië, het noordooste
lijke uiteinde van de oude wereld, was afgescheiden). Het plan
werd echter niet opgevolgd en in 1645 overleed de gouverneur-
generaal Anthony van Diemen, de promotor van vele
ontdekkingsreizen. Zijn opvolgers waren alleen geïnteresseerd
in de consolidatie van het gebied van de V.O.C. en niet in dure
expedities. Gedurende de regering van Anthony van Diemen
voltooiden de Hollandse zeelieden binnen twee jaar een tweetal
reizen, die de kaart van de westelijke Grote Oceaan compleet
zouden veranderen. In 1642 bevestigde de beroemde Abel
Jansz Tasman het bestaan van een zuidelijk continent en zijn
reizen leidde tot de ontdekking van Tasmania en Nieuw
Zeeland. Door de hierboven beschreven reis in 1643 vermeer
derde Maarten Gerritsz Vries de kennis van het noord-westelij
ke gedeelte van de Grote Oceaan. Zijn reis leidde tot de
ontdekking van de noordoost kust van Japan, Hokkaido, de
westelijke Koerilen eilanden en Sachalin.
Lotgevallen van de Breskens
De bemanning van de Breskens wist niet beter of de Castricum
was in de storm op de rotsen kapot geslagen en met man en
muis vergaan. Om hiervan zeker te zijn waren ze naar de
Japanse kust gelopen om de Castricum dci&r of al kruisend te
vinden. Ze hadden enkele dagen vergeefs gezocht en hadden
daarna hun tocht vervolgd. Ook de Breskens ging op zoek naar
de Goud - en Zilvereilanden en waren in oostelijke richting 500
mijlen uit de kust van Japan geweest. Er waren veel zieken aan
boord; 18 doden waren er op deze tocht te betreuren. Ze
meenden na terugkeer door gebrek aan drinkwater een Japanse
haven binnen te lopen. Nadat het jacht Breskens in de baai van
Nambo voor anker was gegaan, om water in te nemen, werd
schipper Hendrick Cornelisz Schaep met de onderkoopman
Willem Bijleveld en nog acht zeevarenden gevangen genomen en
naar Tokio gevoerd. Stuurman Bruyn, die met de rest van de
14