Een van de vliegeniers had zich met een parachute in veiligheid kunnen brengen en werd ook ondergebracht bij de buren van Bakker. Het was bij de ondergrondse bekend dat vliegeniers konden onderduiken in het klooster in Nieuwe Niedorp. De veiligste weg om daar te komen was per fiets. Maar helaas kon de vliegenier niet fietsen. Hij heeft een spoedcursus gekregen bij de familie Bakker en de derde dag kon hij goed genoeg fietsen om tussen twee andere in, weggebracht te worden. Deze vliegenier had een alarmpistool om lichtkogels af te vuren om in noodgevallen andere vliegtuigen te kunnen waarschuwen. Dit geweer had hij uiteraard niet meer nodig en weggegeven aan de buurjongen van Janny. Het leek deze jongen wel een leuk idee om op de inmiddels aangebroken nieuwjaarsnacht wat lichtkogels af te vuren met mooi vuurwerk als resultaat. Maar ook een gevaarlijke uiting in een buurtje met zoveel onderduikers. Zijn vader werd dan ook razend. In de Hongerwinter (1944/1945) was het bar koud en was er overal gebrek aan voedsel met vele naar voed sel zoekende stedelingen als gevolg. Ondanks dat het streng verboden was om vee te slachten werd dat toch clandestien gedaan. Zo ook bij de familie Bakker. Goed afgeschermd op de dars met de darsdeuren dicht werd daar een koe geslacht. Op de dars was het bijna net zo koud als buiten, tot de dag dat het ging dooien. Een van de naar voedsel zoekende mannen kwam discreet naar vader Bakker toe en zei: Je mag wel uitkijken hoor want onder die grote deuren stroomt er bloed naar buiten. Jan Wijn vertelt: ’Achter in Moerbeek was er in het land een bunker. Daar zaten drie Duitse soldaten. Ze schoten daar wel eens op overvliegende vliegtuigen. Verder hadden ze niet veel te doen, ze verveelden zich. Ze kwamen dan ook vaak bij ons langs in de bakkerij om brood te halen. Maar ze bleven vaak achter in de bakkerij om een praatje te maken met mijn vader. Daar zaten ze lekker warm. Later in de oorlog was er niet genoeg brandstof meer voor de bakkerij. Steenkool had je niet meer. Toen hebben we twee dikke bomen omgezaagd, ik samen met mijn broer Siemen. We waren 13-14 jaar oud. We waren er dood mee aan. Toen hebben de Duitse soldaten ons tot het einde toe geholpen om de bomen te verzagen en naar binnen te halen. We vroegen wel eens: Zijn jullie wel gelukkig? Ze hadden al vier jaar hun kinderen niet gezien. Wij zaten met zeven kinderen om tafel en hij zei: ’Wat zijn jullie toch gelukkig.’ Ja, die mensen wilden ook die beroerdigheid niet hoor! Ze moesten wel.’ Jan Wijn. Aanslag op de spoorbrug bij Zijdewind.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2021 | | pagina 7