De moffen kwamen ’s morgens vroeg met de trein uit
Alkmaar. Uit veiligheid hadden ze 2 extra wagons voor
de trein rijden maar evengoed kwam de locomotief
vast te zitten in de brug. Het moet een flinke klap
geweest zijn want de voorste wagons lagen in de
ringsloot naast de brug. De locomotief heeft daar heel
lang vast gezeten. Ik was een kind van een jaar of 10
en ging er vaak spelen. De moffen hebben wel al vrij
snel een rails eromheen gelegd dus de treinen reden
weer. Verder zag je hier niet veel Duitsers. Er was wel
een kazerne in Kalverdijk tegenover het café. Die is
later meerdere keren beschoten door de Engelsen.
Die Tommy’s draaiden dan hun vliegtuig boven de
Sloeierd. Dan hoorde je de hulzen rammelen want die
gooiden ze naar buiten.
Jan Moras is geboren in 1932 en woonde tijdens de
oorlog aan de Slootgaardweg ook wel ’De Sloeierd’
genoemd. Jan was na de oorlog werkzaam als
loonwerker en kwam dus bij veel mensen over de
vloer. Uit overlevering en eigen waarneming weet Jan
het volgende te vertellen: ’Tijdens de oorlog had je in
Dirkshorn dokter Groenhart. Deze dokter was
gespecialiseerd om beddenplassers te genezen.
Dat kon hij geweldig. Boven zijn praktijk had hij
onderduikers. Dit zijn de Duitsers aan de weet
gekomen. De onderduikers zijn opgepakt en als
represaille hebben die moffen zijn huis en de praktijk in
de fik gestoken. Als reactie daarop heeft een man die
ondergedoken zat in de koolschuur van Theo Broersen
een aanslag gepleegd op de spoorbrug in Zijdewind.
Deze man was een van de evacuès uit Den Helder.
Hij had verstand van springstoffen.
De aanslag op de spoorbrug
bij Zijdewind
In de Tweede Wereldoorlog heeft Den Helder het
zwaar te verduren gehad met gevolg dat er duizenden
inwoners moesten worden geëvacueerd. De meeste
werden ondergebracht in de dorpen in de Kop van
Noord-Holland. Ook in onze dorpen werden er
honderden ondergebracht. Een van hen woonde in de
koolschuur van Theo Broersen in Zijdewind.
Hier enkele herinneringen van bewoners uit
onze dorpen.
Honger hebben wij niet gehad. Wij hadden ons eigen
eten. We hadden ’s winters een paar koetjes in de
kost, dus we hadden melk en boter, en leverden nog
een beetje aan de fabriek. En dan hadden we ook nog
een varken voor eigen gebruik. We verkochten wel
eens een vrachtje kool aan de Duitsers. Dat ging dan
met de boot mee. Er kwam dan een oudere Duitser
aan de deur en die was niet zo beroerd. Je kon hem
slecht verstaan want hij sprak natuurlijk Duits maar we
begrepen wel dat hij ook liever naar huis wou.
Een radio hadden we niet, voor de oorlog ook
nog niet. En in de laatste winter kwamen ze met
handkarren helemaal uit Haarlem en zo, om wat
aardappelen te ruilen.’
Cor van Baar woonde vlak bij de spoorbrug in
Zijdewind en weet zich te herinneren dat de aanslag
een geweldige klap was waarbij bijna alle ruiten van
hun huis en die van schilder De Graaf eruit lagen. De
wagons met steenkool lagen in de ringsloot. Heel
wat mensen hebben een zootje gepikt. Cor heeft uit
overlevering gehoord dat de dader een onderduiker
was die bij bankier Frans Jong ondergedoken zat.
Cor weet dat er snel na de aanslag een groep mannen
Jan Moras.
De Tweede Wereldoorlog,
verhalen uit bezettingstijd