Frans Antonie Tauber, 29 jaar oud, uit Oude Niedorp,
Pieter Bruijn, 26 jaar, uit Nieuwe Niedorp, en de
27-jarige Hermanus Johannes Henning uit Alkmaar.
Frans Antonie Tauber was de zoon van de onder
wijzer van de lagere school te Oude Niedorp. Bij het
vergelijkend examen kreeg hij van schoolopziener
J.J.A. Creijghton de beoordeling zeer goed voor de
onderdelen lezen (poëzie), schrijven, rekenen (theorie),
zingen, geschiedenis (vaderlandse), aardrijkskunde
en schriftelijk opstel. Als goed kwalificeerde de
schoolopziener de onderdelen lezen (proza), rekenen
(praktijk), Nederlandse taal, opvoeding en onderwijs en
geschiedenis (algemene). Tauber was ontegenzeggelijk
de beste kandidaat, maar de gemeenteraad besloot
in plaats van hem de katholieke H.J. Henning te
benoemen. Bij de stemming in de raad had Henning
de meerderheid van stemmen gekregen, drie stemmen
van de katholieke raadsleden en de beslissende stem
van de burgemeester. Burgemeester Wonder vond het
wenselijk dat Zijdewind, waar minder dan een handvol
protestantse gezinnen woonde, een katholieke onder
wijzer kreeg. Schoolopziener Creijghton protesteerde
tegen de benoeming van Henning en daarop vroeg de
burgemeester de minister van Binnenlandse Zaken om
tussenkomst in het geschil. De minister was duidelijk:
Tauber hoorde te worden benoemd omdat hij veruit de
beste kandidaat was.
In een verzoekschrift, gedateerd 9 december 1848,
waaronder de handtekeningen van 56 Zijdewinders
staan, verzochten Hendrik Wit en consorten de mi
nister om H.J. Henning aan te stellen, 'omdat Touber
onze achting en genegenheid en die onzer kinderen
nimmer zal erlangen'. Anderhalve week later stuurde
pastoor G. van den Bosch een brief, met dezelfde
strekking als het verzoekschrift, aan koning Willem II.
Zijn schrijven begint nog met een grappige woordspe
ling: 'H. Wonder, Burgemeester van Oude Niedorp,
is ten hoogste verwonderd over de aanstelling voor
de school te Zijdewind', op last van de minister van
Binnenlandse Zaken, van Frans Tauber. Daarna wordt
de toon grimmiger. 'De ingezetenen van 't Zijdewind
houden hunne kinderen te huis, en zij zullen ze niet
[onderstreept] aan Touber overgeven', aldus de
pastoor, die er aan toevoegde dat er in het hele dorp
slechts één protestant, van Rhee genaamd, woonde.
Van Rhee had twee schoolgaande kinderen. Piet Kos
uit 't Veld zou zijn kind ook naar de school in Zijdewind
sturen. Blankman uit de Kampen zou dat ook gaan
doen. In totaal telde de pastoor vier protestantse
schoolkinderen. Pastoor Van den Bosch besloot met
de waarschuwing: 'in vroegere dagen en ook nu nog
weten de Zijdewinders van afrekenen'. De verzoeken
en bezwaren haalden niets uit.
Frans Tauber begon op 2 januari 1849. De katholieke
ouders hielden hun kinderen thuis. J. Stam, P. Zijp,
A. Bruin en C. Hoetjes, allen inwoners van Zijdewind,
verzochten het gemeentebestuur om voor Tauber
overplaatsing te regelen en in zijn plaats Henning
aan te stellen, of Henning toestemming te verlenen
tot oprichting van een bijzondere (katholieke) school.
Hun verzoek werd afgewezen. Bij het bezoek van
de schoolopziener op 20 september 1849 waren
tien protestantse kinderen aanwezig. Drie woonden
in Zijdewind, de andere zeven onder de gemeente
Harenkarspel. De schoolopziener was vol lof over
de onderwijzer: 'goede bekwaamheid, uitmuntende
geschiktheid, veel lust en ijver'. Het onderwijs vond
hij zeer doelmatig en het werd met de meeste zorg
en belangstelling gegeven. Intussen werden de
onderwijzer en zijn gezin beschimpt en onvriendelijk
behandeld. 'Baldadige knapen' beledigden hem en
vielen hem lastig, waardoor hij vaak niet naar buiten
durfde te gaan.
De vacature in Heiloo, door het overlijden van onder
wijzer Pieter Appelboom, kwam als een verlossing
voor Frans Tauber. Op de oproep van het gemeente
bestuur meldden zich 36 sollicitanten. Op 21 juli 1851
werd het vergelijkend examen gehouden, waarvoor
zich 32 kandidaten hadden aangemeld. Frans Tauber
kwam als beste uit de bus. Hij begon in Heiloo op 1
september 1851Johannes Frans Willem Schuchart,
in het bezit van de derde rang, die het vak had geleerd
bij de bekwame Helderse hoofdonderwijzer Jacob van
der Haar, volgde hem op. Schuchart was katholiek.
Enkele weken na zijn komst meldde de schoolopziener
dat bijna honderd kinderen, vierenveertig jongens
en vijfenvijftig meisjes, waren ingeschreven. Het
schoollokaal zat nagenoeg vol. Veel kinderen hadden
tweeëneenhalf jaar geen onderwijs genoten en waren
alle schooltucht ontwend. Toch pikten de kinderen, tot
tevredenheid van de schoolopziener, het snel weer op:
'Zij begonnen toch allengs weder met eenigen toon te
lezen en eene redelijke letter te schrijven, terwijl twee
hunner in den regel van drieën en de anderen in de
hoofdregelen rekenden'.
Tot slot. Na zijn loopbaan als onderwijzer - of, en
wellicht juister: bijbaan - was Jan de Jongh naast
hoogheemraad van de Hondsbossche en Duinen, ook
voorzitter van de Westerkamperpolder en, gedurende
enige jaren, burgemeester van Oude Niedorp. Hij over
leed op 17 juli 1857 in Zijdewind. Als beroep wordt in
de overlijdensakte landbouwer vermeld. Jan trouwde
toen hij negentien jaar oud was met de zestienjarige
Trijntje Houvast. Ze kregen negen kinderen, acht
dochters en een zoon. Jan de Jongh kan met recht
een grote boer worden genoemd: hij liet zijn vrouw
en dochters (zoon Cornelis was al eerder overleden)
onder andere ruim dertig bunder weiland na.
Per 1 mei 1888 kreeg Frans Tauber, bijna 69 jaar oud,
eervol ontslag, na vijftig jaar voor de klas te hebben
gestaan. Lang heeft hij niet van zijn rust kunnen
genieten, aangezien hij in 1890, twee dagen voor zijn
71e verjaardag overleed.
Pastoor Gerardus van den Bosch door wiens verder
felijke invloed, zoals de schoolopziener zich uitdrukte,
ruim veertig kinderen tweeëneenhalf jaar geen onder
wijs genoten, vertrok in 1852 naar Kethel, toentertijd
een dorp ten noorden van Schiedam.
Dick van der Fluit