lx
//'/f
Mi
ƒ- tt
uf
-2^ üu,//
7 /f
{d f/9
ffjf
/éf
///f
Jf Sé
it ëo
d/r- d//7
f" S/%*Sï
/f
jr
J'/lt,
C/1 AS
tS-M //-
'tX Cn£ö j/t%Cl /f
OC/*///ój if
Veilingen van onroerend goed, zoals huizen en lan
derijen, vinden plaats in twee fasen. Eerst biedt men
bij opbod, de zogenaamde inzet. De hoogste bieder
is dan nog niet de eigenaar geworden, want er volgt
nog de veiling bij afslag. Dat wordt ook wel de veiling
bij afmijning genoemd. Er zijn meerdere systemen
mogelijk, maar in West- Friesland wordt meestal de
koopsom bepaald door het hoogste bod en daar
bovenop het bedrag van de afslag. Als bij de inzet
bijvoorbeeld 200.000 als hoogste bod is geboden,
dan volgt vaak op dezelfde dag of soms een week of
twee later de veiling bij afslag. De veilingmeester of de
notaris noemt dan een te hoog bedrag, bijvoorbeeld
100.000. Als niemand reageert, noemt hij een iets
lager bedrag, bijvoorbeeld 90.000. Als dan weer
niemand iets zegt, verlaagt de veilingmeester het
bedrag tot 80.000. Als dan iemand „mijn" roept, dan
is deze persoon eigenaar geworden voor 200.000
80.000 280.000. Twee of meer personen kunnen
ook samen een bod uitbrengen of samen kopen. Dat
is, zoals u hieronder kunt zien, bij deze veiling van
1918 meerdere keren gebeurd. De kopers zijn dan elk
volledig aansprakelijk, dus elk van hen voor 100%.
De hoogste bieder, de inzetter, loopt een zeker risico.
Wordt het te veilen object niet afgemijnd, dan is hij
verplicht het object af te nemen. Voor dat risico wordt
daarom een bepaalde beloning uitgeloofd: de inzet-
premie, ook wel strijkgeld of plokpenningen genoemd.
Deze inzetpremie bedraagt doorgaans 1 van de
inzetsom.
Negen dagen later, dus op 14 november 1918, kwa
men dezelfde personen weer bij elkaar in het café van
de heer Cornells Jong aan de Weel, gemeente Oude
Niedorp, op verzoek van de heer Petrus Mul Corne-
liszoon, veehouder in het Veld, in tegenwoordigheid
van Henrich Bernardus Gottmer, notaris te Obdam,
van candidaatnotaris Hendricus Hilbrand en Cornells
Jong Jacobzoon, kastelein te Oude Niedorp om over
te gaan tot „den openbaren verkoop bij afslag, com
binatiën en definitieve toewijzing van de onroerende
goederen".
Tijdens de eerste veiling bij opbod heeft verkoper
Petrus Mul zelf het hoogste bod voor beide percelen
geboden: f 875 en f 852. Tijdens de veiling bij afslag
heeft blijkbaar niemand afgemijnd, zodat de hoogste
bieder eigenlijk eigenaar wordt, maar de heer Mul was
al eigenaar! Dat is blijkbaar de reden geweest om de
verkoop op te houden.
Na dit verkoopoverzicht vermeldde de notaris dat
het uitgereikte strijkgeld f 1.202 bedroeg „waarvan is
genoten door de koopers: Van Diepen f 190, De Boer
f 44,50, Ligthart en Burgmeijer f 49 en f 34, Hage cum
suis f 40."
Notaris Gottmer heeft ter plaatse het proces verbaal
opgemaakt en voorgelezen. De verschenen personen
met mij notaris en de getuigen hebben deze akte
daarna ondertekend „met uitzondering van de com
paranten Hage, Pijper en Wit, die zich voor het sluiten
van het proces verbaal zonder opgaaf van redenen
hebben verwijderd".
Aan het eind wordt meegedeeld dat op 22 november
1918 deze akte te Medemblik is geregistreerd en dat
er voor recht wegens verkoop ontvangen is f 1.103,05
door de ontvanger Verhagen.
<?-/?<//-/d/3
f/dfXf
ld
id
id
cd
id
cd
Hiernaast een overzicht van de kopers. De grootte van
de percelen worden aan-gegeven in snees, waarbij
1 snees gelijk staat aan een beteelbare oppervlakte
van 200 m2 plus de oppervlakte van de paden. In de
omgeving van Schagen is een snees ongeveer 232
m2, waardoor 1 hectare ongeveer 43 snees omvat.
Handtekening van notaris Henrich Bernardus Gottmer.
Berekening van het „recht van verkoop"
aan de zijkant van de tekst.