Tijdens het leeghalen van zijn oude boerderij aan de
Westerweg vond Jan Groot een hoopje scherven
waarbij hij zich afvroeg: „Wat zou dit ooit geweest
zijn?" Jan had geen idee, maar zijn nieuwsgierigheid
was wel gewekt.
Jan pakte het hoopje scherven bijeen en ging ermee
naar onze historische vereniging. Wij hebben het
voor zover dat mogelijk was in elkaar gezet maar er
ontbraken wel wat stukjes. We zijn op zoek gegaan en
kwamen er al snel achter wat het geweest
zou zijn: een komfoortje.
In de 19e eeuw werd aardewerk met loodglazuur
gemaakt en gebruikt voor alle mogelijke praktische
doeleinden. Doordat leef- en eetgewoonten in de
loop van de tijden sterk zijn veranderd is het soms
niet gemakkelijk de functie van een bepaald voorwerp
te achterhalen. Tot in de 19e eeuw werd de maaltijd
bijvoorbeeld bereid boven een open hout- of turfvuur
en niet op een fornuis. Wij kunnen ons nu moeilijk
voorstellen hoe dit precies gebeurde. Wij zijn gewend
aan kookgerei van metaal en daarom is het voor velen
van ons misschien al vreemd dat in het verleden
pannen van aardewerk werden gebruikt. Zacht gebak
ken aardewerk heeft namelijk de eigenschap vuurvast
te zijn. Het zet bij verhitting gelijkmatig uit. De pannen
stonden op een ijzeren treeft boven het haardvuur. De
ring in de treeft sloot precies om de onderkant van de
pan waardoor afglijden onmogelijk was. Bij de haard
werden ook veel voorwerpen van aardewerk gebruikt.
Voordat in 1832 de lucifer werd uitgevonden was vuur
maken een ingewikkelde en tijdrovende bezigheid.
Het haardvuur werd daarom nooit gedoofd voor de
nacht, maar afgedekt met hete as zodat het bleef
smeulen. De volgende ochtend werd het aangewak
kerd met een blaasbalg. Om brand te voorkomen
plaatste men over de warme ashoop een vuurstolp:
een klokvormig voorwerp met openingen voor de
luchttoevoer.
In de loop van de 18e eeuw werd de vuurstolp
vervangen door de as- of doofpot waarin men het
smeulende vuur gedurende de nacht bewaarde. De
vuurstolp veranderde toen in een siervoorwerp, 's
Zomers, wanneer er geen vuur brandde, werd hij in
de lege schouw geplaatst. Voorwerpen die direct hitte
uitstraalden waren de lollepot, het vuurtestje en het
komfoortje. Een lollepot werd door kouwelijke vrouwen
naar de kerk of een andere onverwarmde plaats
meegenomen. In dit voorwerp, dat de vorm heeft van
een hengselmand, zaten gloeiende stukjes houtskool,
die warmte uitstraalden door de openingen in de
bovenrand. Vuurtestjes met kooltjes fungeerden als
warmtebron in een stoof of als aansteker voor tabaks
pijpen. In herbergen ontbraken ze zelden. Op kom
foortjes werden waterketels, theepotten en pannetjes
met voedsel warm gehouden. Komfoortjes waarop een
vast bovenstuk met luchtgaten is aangebracht dienden
waarschijnlijk als warmtebron in kelders.
Vanaf de 15e eeuw waren er in Nederland veel pot
tenbakkerijen gevestigd. Veel van deze pottenbakkers
zochten naar middelen ter bescherming van hun
producten omdat men ze elders steeds weer trachtte
te imiteren. Velen van hen besloten daarom een
merkteken in te voeren. Ook in dit komfoortje
staat een merkteken.
Bijzondere vondsten