Siemen Wijnker
Ook Siemen Wijnker en zijn broer Piet hadden eind
jaren 50 interesse om tulpen te gaan verbouwen.
Siemen vertelt: "Omdat het nog een beschermde
markt was, konden we de eerste jaren alleen op
contract telen. Wij mochten per persoon 15 are plan
ten. Samen begonnen we dus met 30 are. (100 are is 1
ha). De bollen werden aangeleverd en de totale oogst
werd later weer afgeleverd. We kregen een vergoeding
van f10,00 per are, voor toen een behoorlijk bedrag.
Maar daar moest wel veel werk voor worden verzet.
Er moest met een platte vork een bed gegraven
worden van 1 meter breed en 10 cm diep en ongeveer
de breedte van een akker, zo'n 10 meter. Daar
werden met een strepentrekker regels in aangegeven
en vervolgens met de hand de bollen een voor een
rechtop in de regel gezet.
Bij het graven van het volgende bed werd het eerste
bed met deze grond weer afgedekt. Vervolgens moest
er nog met de hand een laagje turfmolm verspreid
worden. In het voorjaar moesten de bollen gekopt
worden. Dit gebeurde eerst met een mesje, omdat
men dacht dat dit weieens de oorzaak kon zijn van
virusziektes. Later werd dit met de hand gedaan.
De gekopte bloemen moesten netjes in een kuil
begraven worden.
Ook het rooien was allemaal nog handwerk en werd
gedaan met een troffel waarbij de grond regel voor
regel naar je toe geschept werd en de bollen bloot
kwamen te liggen en opgeraapt werden.
Zwaar werk maar het ging goed. Na 5 jaar werd de
teelt vrijgegeven maar er moest wel eerst een cursus
gevolgd worden. Daarna konden we veel meer gaan
verbouwen. We hadden soorten als Blenda en
Prominance
De platte vork. Een troffel.