De heer Van Lunsen heeft ook nog gegevens van drie personen gevonden die niet in het verslag van Reijer van der Bijl worden genoemd, terwijl ze waarschijnlijk toch in het klooster hebben gewoond. Het gaat om de volgende personen. *Anna Pieters Droochges: 60 jaar, klopje, laat in een testament 100 gulden na aan kloosterbewoonster Maritje Jans Ackermans, waarmee zij woonde, ver koopt een akker polderland van anderhalve geers in de Leijerpolder, grenzend aan de visserijsloot en het land van kloosterbewoonster Zijbrich Allerts, verkoopt haar huis en erf aan kloosterbewoner Cornells Willems. *Maritje Jans Ackermans: oude maagd, volgens het weesboek van Eenigenburg dochter van Jan Jacobs Ackermans, liet 100 gulden na aan Lijbeth en Alidt Cornells, 100 gulden aan Maritje en Trijn Arijaens en 100 gulden aan Maritje Gerrits. *Willem Reijers: zoon van Zijbrich Allerts en van Reijer Willems uit de Leijen, Willem was voogd van Anne Arijaens, verkocht zijn huis en erf aan Claes Jans Stareken, grenzend aan het preekhuis, verkocht aan Claes Adriaens het voorste gedeelte van een huis waar klopje Neel Pieters het andere deel had. In de periode van 1650 tot 1670 zijn er gemiddeld zo'n 40 geestelijken in het klooster aanwezig. In de jaren na 1670 verminderde het aantal. Slot van het verslag van 1656 Aan het eind van het verslag verklaarden de getuigen dat ze de oprechte waarheid hadden gesproken en dat pastoor Baeffo inderdaad was vertrokken. Officier Van der Woude gelastte met ronde woorden dat zij Mr. Baeffo moesten laten weten dat de pastoor zich precies moest houden aan de jurisprudentie (de uitspraken van rechters) van de Niedorpercogge, de vonnissen van de Gecommitteerde Raden en dat hij geen diensten meer mocht doen op straffe van gevangenisstraf. Bovendien werd de ongehuwde Jan Arijaens ondervraagd over het voorhuis, dat afgebro ken was. Jan meldde dat het timmerwerk niet voor een preekhuis was, maar voor een woonplaats voor hem en het ook zo wilde inrichten. Nog meer bezoek Reijer van der Bijl heeft als rechterhand van Herman Hartman van der Woude vaker een bezoek gebracht aan het klooster in de Kampen, 't Veld-Oost. Officieel waren deze bezoeken uit hoofde van zijn functie als notaris voor het opmaken van de vele testamenten van de geestelijken, maar gelijktijdig zal hij een goed beeld hebben gehad in de wijze van het bestaan en van het geloof van de geestelijken. Zowel de testamenten als de beschrijvingen lieten niets anders zien dan de vele goede bedoelingen tegenover de lichamelijk, geestelijk en financieel zwakkeren en dat zal Reijer van der Bijl ook hebben ondervonden. En wat voor kwaad konden de klopjes en de begijntjes verder als bejaarde dan wel „bedaegde" vrouwtjes met een gemiddelde leeftijd van meer dan 60 jaar. Toch kwam schout Herman Hartman van der Woude op 8 oktober 1659 en vijf jaar later op 16 oktober 1664 op bezoek. Hij bezocht in 1659 samen met twee schepenen, Pieter Bossenaer en Jan Koeman, en secretaris Reijer van der Bijl ook het hekelhuis. Vijf jaar later nam de schout uit Nieuwe Niedorp twee andere schepenen mee: Simon Joost Kruijf en Cornelis Claes Egmond. Ook toen was Reijer van der Bijl aanwezig, want die moest immers het verslag maken. In die verslagen zijn de bewoners van het hekelhuis en van het klooster vermeld. wordt vervolgd Standbeeld van 2 begijntjes.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2018 | | pagina 13