Hoe bestaat het dat we nog leven? Als je de krant leest en het nieuws op de tv volgt, dan ben je echt verwonderd dat we met zo veel mensen hier nog rond lopen. Op de lagere school werd het eerste jaar dat ik daar toen zat, verteld dat we hier in Nederland wel zes miljoen inwoners hadden. Nu zijn we de zestien miljoen al gepasseerd. Dat zijn wel veel mensen uit verschillende landen, maar we hebben toch allemaal te eten. Wel moeten we stoppen met roken, dat voorheen heel normaal was. Als je twaalf jaar was en van school af, werd er al gauw gezegd: „Moet dat joch niet eens roken?" Met andere woorden: hij is daarvoor al oud en groot genoeg. Als je bij iemand op visite ging waar niet gerookt werd, dan vond je dat er in dat huis maar een vreemd luchtje hing. Mensen met een gemiddeld inkomen rookten bij een bepaalde gelegenheid een sigaar, maar de meer gesitueerden en ook pastoors, hoofdonderwijzers, rijke boeren en middenstanders rookten bijna altijd sigaren of sigaretten. De werkman of Jan met de pet rookte altijd shag of pruimde op grove tabak. Dat was speciale pruimtabak. Mensen die vaak en veel pruimden, hadden meestal in hun mondhoeken een bruin streepje. Daar kon je de echte pruimer aan herkennen. Thuis hadden ze op het tafelkastje naast het Heilig Hartbeeld de kwispeldoor staan. Daar spuwden ze dan met een boogje in, als ze te veel spuug hadden. Enkele mensen wisten op een flinke afstand ook de uitgekauwde pruim er precies in te kwatten, terwijl dat ding wel ruim een meter verder stond. Tijdens het koffie drinken of eten plakten ze de pruim op de rand van het schoteltje of hun bord. Nu is roken heel ongezond en ook de medemens kan de dodelijke rook inademen. Veel mensen rookten de gehele dag en toch waren er die zeer oud werden, maar dat waren natuurlijk uitzonderingen. Dus niet meer roken. Schilders werkten met loodwit. Dat was verschrikke lijk giftig. De schilder schuurde met een puimsteentje de natte verf in het kale hout. Ook zijn handen zaten onder de verf. Werd hij voor de koffie geroepen, dan veegde hij zijn handen af aan zijn broek of aan een doekje en at zo zijn brood op. Veel schilders zijn door het gebruik van loodwit overleden. Loodwit is nu verboden, maar er wordt nog veel giftiger verf gebruikt. Daarom hebben de schilders nu altijd handschoenen aan en een maskertje op. Dan kunnen ze ook niet meer roken! Slim hè. Er is nog een materiaal dat door timmerlieden veel ge bruikt is: asbest. Dat is wel zo gevaarlijk. Daar is bijna de gehele mensheid aan kapot gegaan. Die vaklui, ook de schilders, zaagden en schuurden er maar rustig op los en stonden daardoor in wolken stof. Maar, heel slim, er wordt tegenwoordig weer aan asbest verdiend: opruimen die troep. Ter bescherming trekt men een wit pak aan. Na afloop moet men goed douchen, want elk stukje asbest is dodelijk. Een zoute haring kan echter ook gevaarlijk zijn, want je kunt stikken in een graatje. En dan vergeten we nog even de kwik, waar die beesten in rondzwemmen. Misschien zorgt dat wel voor zware haringen, want kwik is heel zwaar. Zuinig met stroom, maar met kerst moet er veel licht zijn. Denk ook vooral aan de luchtvervuiling. Alle groten der aarde hebben er al over vergaderd en zijn met grote luchtvervuilers naar deze bijenkomsten gevlogen. Om hun aandelen in de scheepvaart en de luchtvaart niet in gevaar te brengen, hebben ze maar over deze gevaarlijke onderwerpen gezwegen. Van voeding heb ik geen fluit verstand. Ik leef als een geit: wat ik niet lust, eet ik niet. Dat is immers niet goed voor je darmgestel. Dat hebben de dieren wel bewezen, want ze kotsen het er zonder veel moeite uit. Dat doe ik dus ook. Van ons, oude knarren, hebben de geleerden toch wel doorgehad dat de houdbaarheids datums op de blikjes, de flesjes en de pakjes toch wel heel erg overdreven zijn. Als je op een blikje of potje die kleine kriebellettertjes gaat lezen, dan lijkt het wel een bijsluiter van de medicijnen. Soms lijkt het alsof je jezelf aan het vergiftigen bent. Over de tuinbouw niks dan goeds: alles wordt royaal bespoten. Ik heb zelf mogen aanschouwen dat er over een veld met kool acht maal een sproeiwagen is gegaan. Toen ik daar een keer naar heb gevraagd, kreeg ik als antwoord: „Aars tele we niks". Uitgeluid was ik. Toen ze een paar dagen voor het oogsten nog een keer hadden gespoten, was voor de houdbaar heid, zo werd mij verteld. Men spuit tegenwoordig ook tegen onkruid en tegen bepaalde insecten. Ik heb er geen verstand van, maar ik denk wel eens dat op deze manier de grond wordt vergiftigd. We kunnen straks de dag beleven dat we niets meer telen. Nou, dat gaan we dat ook maar digitaal doen. Dat zal de oplossing wel wezen, want we gaan gewoon door met veel leren en wijs kijken. Dan zijn we straks allemaal doctorandus. 6' Hoe bestaat het?

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2018 | | pagina 26