l U f NcUS.^ ,x- een bepaald gebied. Soms is er een plattegrond bij en dat maakt de plaatsbepaling wat makkelijker. Zo werd omstreeks 1685 beschreven dat Albert Reijers uit de Leijerpolder een stuk land had dat grensde in het zuiden aan land van Adriaen Theunes en het klooster in het noorden. De noordgrens van het perceel van Reijers lag dus aan het zuidelijke deel van het klooster. Daar lag het oudste deel van het klooster: namelijk de hofstede. In de huidige situatie zou deze hofstede hebben gelegen op het terrein van café de Vriend schap en het dubbele woonhuis daar ten oosten van. Het lag op de kruising van de bannegrens tussen Oude en Nieuwe Niedorp, maar ook op de grens van de Leijerpolder en de Oostercamperpolder. Waar nu de Rijdersstraat loopt, was in de 17e eeuw de Rijderssloot, ook wel de Visserijsloot genoemd, met een naastliggend voetpad. Dat pad liep vanaf De Weel naar het klooster en was in 1698 nog aanwezig. Aan de noordzijde van de Rijderssloot werden omstreeks 1639 vijf kloosterhuisjes gebouwd. Ten zuiden van de Rijderssloot lag de hofstede en een paar kleinere huisjes. De sloot scheidde de kloosterhuisjes in twee delen. Tijdens de beschrijving in 1656 van de bewoners in de kloosterhuisjes is te lezen dat het preekhuis op het perceel van het klooster het middel ste, het derde huis zal zijn geweest. De ligging van het preekhuis was blijkbaar centraal en zou in de huidige situatie ongeveer onder het parkeerterrein zijn, direct ten westen van de huidige kerk. Vanaf het klooster liep een voetpad naar het „heekelhuijs", het huis waar de begijntjes het vlas bewerkten tot garen als basis voor linnen of voor het maken van touw. Op een kaart van 1654 staat het hekelhuis ingetekend, maar op een kaart uit 1745 is dit huis verdwenen. In de 30e uitgave van ,,'t Is mooi weest" hebben we uitgebreid de verwerking van vlas beschreven. - Het bewijs Uit de gegevens van het archief blijkt dat pas in 1644 werd bevestigd dat er in het oosten van 't Veld, toen de Campen genoemd, een preekhuis in de hofstede was. Schout Anthonius van Neyerop (Meyerop), „officier van de Niedorper-Cogge, geassisteert sijnde met Henrick Aelbertsz ende Jasper Jansz Koeman, schepen (bestuurder) van Nyerop", ging op 4 juli 1644 op papenjacht. Ze gingen eerst naar de Kampen (naar de hofstede in 't Veld- Oost) en troffen daar „Doctoor Bavo Johannis Cleerbesem" aan. Cleerbesem bracht de schout en de twee schepenen naar boven, naar een kamer, „twelck hy Bavo Cleerbesem verclaerde syn kerk te wesen, alwaer hy ordinaris (gebruikelijk) synen dienst ende predicatiën was doende". Er was ook een bord „ofte tavereel van den Cruysseficx, staande soo het scheen op een aultaer". De schout liet de enige deur naar die kamer dichttimmeren met drie „enckele middelnagele". Cleerbesem moest beloven dat „d'selve kerck nyet weder te ontsluyten ten eynde daerinne geen conventiculen (bijeenkomsten) te houden". !2 r4 V" J Op deze tekening, gemaakt omstreeks 1820, is het klooster, het hekel huis en het pad tussen die twee aangegeven. De r.c. kerk is natuurlijk nog niet de huidige Martinuskerk, want die is pas in 1853 gebouwd.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2018 | | pagina 22