L die van Pieter Jan Piet Eves is overgebleven ende dat sijn goet ende mede dit huijs was fidei commis ende aen sijn bloed (zoals kinderen van mijn eigen vlees en bloed) moest blijven." Fideï-commisgoederen speelden een grote rol in de geschiedenis van adellijke families. Door een fideï-commis te vestigen kon men bewerkstelligen dat het slot, in dit geval de hofstede, of een bepaald vermogensbestanddeel niet kon worden vervreemd (in andere handen brengen) of zou worden geërfd door een getrouwde dochter en in de hand van een ander geslacht zou komen. Het huis was daardoor enkel overdraagbaar aan bloedverwanten, maar door het overlijden van Griet Pieters en haar vader was dit niet meer het geval. In 1664 staat beschreven dat Maritje Arijaens, dochter van Arijaen Claes van de Nes onder Schagen, via haar moederszijde erfgenaam is van de hofstede in 't Veld. De dames verklaarden dat zij „mede wel gekent hebben Neel Cornells en Trijn Jacobs, de welcke mede int voorschreven huijs van Pieter Jans Piet Eves op de hofstede hebben gewoont ten deelen al bij 't leven van Pieter Jans en Griet Pieters en daernog dan datte selve oock waren geestelijcke dochters en clopzusters." Beheerder Jan Arijaen Maertens kennen zij ook. Hij woont „tegenwoordich op de hofsteede sijnde het huijs vrijwat (nogal) bij sijn tijt vertimmert en verandert doen dat de selve Jan Arijaen mede is een geestelijck persoon een clopbroer (een broeder), ende sulcx in generael (in het algemeen) dattet voorschreven huijs en hofstede van over veel jaren herwaerts (sinds vele jaren) alsoo is bewoont en gebruict tot dienst van convent (klooster), tot de woninge van pastoors of priesters en enige cloppen en bij gelegenhtheijt oock wel tottet preeckhuijs ende wijders (voorts) dat sij getuijgen gehoort hebben en wel weeten, dat de huijsvrouw van desen Maritje Arijaens, sijnde een kints kint (kleinkind) van Pieter Jans Piet Evers, noch sijn gerechtigt aent voorschreven huijs en erve, als sijnde de enigste naeste staeck (afstammeling van een voorouder) ende bloeden (naaste bloedverwant) Ontstaan Het nieuwe klooster is dus voortgekomen uit een hofstede. De ouderdom van deze hofstede is nog niet achterhaald, maar was al in 1593 aanwezig. In de ver klaring van de dames Griet Cornelis en Lijeff Jacobs werd in 1668 door secretaris Reijer van der Bijl ver meld dat Maritje Arijaens de enige nazaat en kleinkind was van de eigenaar van de hofstede: Pieter Jans Piet Eves. Van der Bijl merkte op dat voornoemde dames „beijde rooms catolijck" waren. Hoewel beide oude dames niet in officiële stukken als klopje of begijntje voorkomen, is het toch mogelijk dat zij wel een van de geestelijken zijn geweest. Griet Cornelis ondertekende een testament op dezelfde wijze als de begijntjes en de klopjes met het Latijnse kruis tussen de voor- en achternaam. Secretaris Van der Bijl heeft bewust twee oude dames een verklaring laten afleggen, omdat hij meer wilde weten over het ontstaan van het preekhuis en het klooster in de periode van 1632 tot 1639. De laatste erfgenaam van de hofstede, Maritje Arijaens, heeft in de verandering van hofstede naar klooster en de groei van de roomse enclave samen met haar zuster een belangrijke rol gehad. Haar zus was blind, maar werd blijkens diverse testamenten door de klopjes en de begijntjes goed ondersteund. In 1656 werd zij in een testament vermeld „als zijnde blint met haer zuster Trijn Arijaens daerop passende" en in 1662 als „blinde meijt". Maritje heeft samen met t* jrf -fct r r f C t*-tr v PLxiM. A, !0' Hofstede Beeckestijn te 1/eisen. l f - In een testament uit 1653 worden Maritje Jans en Maritje Cornelis vernoemd. Beide dames ondertekenen met het Latijnse kruis tussen hun voor- en achternaam.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2018 | | pagina 20