7
U
Een andere stek
Omdat de Rijd werd drooggemalen, moesten de
begijntjes en de klopjes een andere plek zoeken,
want men had het water nodig voor de vlasteelt.
Dat „nieuwe" klooster kwam op de plek waar nu
ongeveer de Martinuskerk staat. Door het ontstaan
van het nieuwe klooster, werd het clooster aan de
Zijdewind het oude clooster genoemd. De naam „het
oude klooster" had niets te maken met de ouderdom,
maar enkel om het feit dat er een nieuw klooster was
gebouwd. Vlak daarbij lag de Nieuwe Sloot oftewel de
Ringsloot. Daar was dus genoeg water om het vlas te
bewerken tot garen als basis voor linnen of voor het
maken van touw. Bovendien werd het water rond een
eilandje omgeleid, zodat de vrachtvaart geen last meer
had van het vlas dat vanaf toen rond het eiland lag te
roten.
Aan het eind van de Cleerbesemlaan, hoek Valbrug-
weg was er op een kaart uit 1654 een heekelhuijs met
water rondom getekend. In ,,'t Is mooi weest" van
december 2001 hebben we al over dit eilandje en
het huis geschreven. Sinds het begin van het kadaster
(1821 -1832) kennen we de eigenaars van dit eilandje.
Rond 1838 was boer Simon Schouten bezitter van het
eiland, een stukje bos van 170 vierkante meter. Daarna
waren landman Jacob Schouten (1867) en later land
man Pieter Kieft uit Veenhuizen de eigenaars. In 1895
was het van timmerman Cornelis Hille uit Zijdewind.
Hij heeft er in 1900 een woning op gebouwd. Visser
Jan Meijering uit Oude Niedorp verkreeg het in 1922.
In 1939 werd het huisje onbewoonbaar verklaard
en werd het als bergplaats gebruikt. Dirk Bakker,
landbouwer aan de Boomerwaal op De Weel, werd
daarna de eigenaar en na zijn overlijden werd het van
zijn vrouw Antje Kantje, winkelierster op De Weel.
Rond 1976 verdween helaas het eilandje door de
verkaveling.
Latere bewoners van het oude clooster
Ondanks de verhuizing van de begijntjes en de
klopjes naar „de Kampen", nu het oosten van 't Veld,
bleef het oude clooster bewoond en werd het zelfs
uitgebreid met enkele huizen. Vanaf Zijdewind was er
een voetpad naar het clooster. Dit pad werd al vermeld
in 1616 bij de verkoop van het perceel „Barnes", een
cirkelsegment, met de „servituijt (overpad) van een
voetpad „streckende van de sijdwint tot het clooster,
maar geen vrijen wagenpat." Dit „wagenpat" zal niet
nodig zijn geweest, omdat deze waarschijnlijk al
aanwezig was via een zuidelijker route.
In 1598 werd er naast de begijnen al een particuliere
woning van Aeff Jacobs vermeld en in die tijd heeft
het kloosterperceel zich naar het zuiden uitgebreid.
Het werd het cloostererf genoemd. Aeff was in 1598
weduwe van Gerrit Pieter Snijers en woonde „omtrent
de Sijtwint bij de buert int Clooster". Zij had twee
kinderen: Pieter Gerrits en Trijn Gerrits. Zoon Pieter
Gerrits werd in diverse aktes genoemd als wonende in
het clooster. Ook de zonen van Pieter, Geleijn Pietersz
Clooster en Gerrit Pietersz Clooster, waren daar
ijlli
i
f
l l* A'ATfc
Deze tekening van
ongeveer 1820 geeft
het nieuwe klooster
en het hekelhuis aan.
Op deze kaart zien we het oude en het nieuwe klooster.