en linoleum. De schillen van het zaad perst men tot lijnkoeken, voer voor het vee. De vlasvezels worden tegenwoordig niet alleen meer gebruikt voor het weven van linnen, maar ook voor het vervaardigen van dashboarden en de binnenzijden van autodeuren. De bouw van het klooster, de drie huisjes, vlak bij het meer Rijd was dus met opzet gebeurd, omdat het benodigde water dichtbij was. Bovendien lag het ruim buiten het dorp Zijdewind vanwege de stank tijdens het rottingsproces. Toch kon men in drukke tijden een beroep doen op de inwoners van Zijdewind om mee te helpen bij het verwerken van vlas. 't Veld had in die tijd immers veel minder inwoners. De bewoners Het klooster heeft gefunctioneerd tot het begin van de inpoldering van de (Tjaddinx)Rijd in 1632. Het staat vast dat begijnen, alleenstaanden met alleen de gelofte van kuisheid, tijdens de gehele periode van het klooster van ongeveer 1590 tot 1630 daar hebben gewoond. In een testament uit 1639 worden twee begijntjes vermeld: Lijsbeth Jans en Lijsbeth Aerians. Zij waren volgens de tekst eerst woonachtig in het clooster aan de Zijdewind en in 1639 woonden zij in de Campen, in het latere nieuwe klooster, ongeveer op de plaats van de huidige Martinuskerk. Behalve begijntjes woonden ook klopjes in het kloos ter. Een klopje, ook wel geestelijke dochter genoemd, was een ongehuwde katholieke vrouw die ten over staan van een priester een kuisheidsgelofte aflegde en gehoorzaam was aan een overste. Het leven als klopje ontstond na 1581toen er in de gereformeerde Neder landen een verbod op kloosterorden werd ingevoerd. Er mochten vanaf dat moment geen novicen meer worden aangenomen en zo kwam er door natuurlijk verloop langzaam een einde aan het kloosterleven. Volgens diverse publicaties, ook van het bisdom Haarlem, heeft de pastoor van Schagen en omstreken, Joost Boudewijnsz. Cats, in de jaren 1606 tot 1612 een communiteit van klopjes in Oude Niedorp ('t Veld) bijeengebracht. Deze pastoor Cats was geboren op 29 november 1581 te Schoonhoven en overleed op 12 januari 1641 in Haarlem. Er is beschreven dat klopje Maria Cornells afkomstig was van het Niekeland, een plek iets ten noorden van Zijdewind. In 1612 volgde zij pastoor Cats naar Haarlem, waar zij op 2 juli 1614 overleed. Zij werd in Oude Niedorp begraven. Na het aantreden van pastoor Bavo Costerius Cleerbesem in 1612 bleven de klopjes in een der huisjes van het clooster aan de Zijdewind wonen. Omdat het nieuwe klooster pas tussen 1632 en 1639 is gebouwd, kunnen we dus gevoeglijk aannemen dat er klopjes samen met begijntjes in het „oude klooster" hebben gewoond. Begijntje Trijn Dircx, dochter van Dirck Arijaen Jacobs, heeft zowel in het oude klooster aan de Zijdewind als in het nieuwe klooster in 't Veld gewoond. In een verklaring uit 1666 wordt zij vermeld als getuige. Zij ondertekent met het Latijnse kruis. Van meer tot polder Het Tjaddinxsrijtje was een meertje van ongeveer 22 hectare binnen de Westerkamperpolder. Op 20 januari 1632 werd door de Staten van Holland en West Friesland aan Sijbrant Aelbrechtsz., schoolmeester te Hoorn, octrooi verleend tot droogmaking van het meertje „De Tjaddisx Rijtgen en Het Ouden Dijckgen". De inpoldering was in feite in handen van predikant Johannes Curtius. Hij was waarschijnlijk rond 1621 (of was het 1632?) enige tijd proponent (afgestudeerd theoloog) in Haringhuizen en daarna in het witte kerkje van Heiloo. Het was een eenvoudig man, want hij preekte op een simpele, lage preekstoel in zijn gewone plunje. In tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten was hij voorstander van het rooms-katholieke geloof naast het gereformeerde. Mede door zijn steun was er in Heiloo een school waarin zowel de kinderen van de R.-K.-gezinden als gereformeerden les kregen. Hij had echter een zwakke gezondheid en stierf daardoor in 1636. Hij werd in het witte kerkje begraven. Lieven van Ollefen en Ds Bakker schrijven in „de Nederlandsche Stad- en Dorp-beschrijver" uit 1796 het volgende. „Onder de graven, welken in den grond van de kerk gevonden worden, is ook dat van den eersten Gereformeerden Predikant, welke alhier het heilig Evangelium heeft verkondigd, zijnde naamlijk Johannes Curtius aldaar in 1636 overleden: het volgende dichtstukje is op zijn grafzerk te leezen. Johannes Curtius die Gods volk hier kwam leeren, Als eerste Predikant het zuivre woord des Heeren, Ontslapen in den Heer, hier eerelijk begraven, Na veel verdriets en druk nu rust in 's Hemels haven. „Helaas bleken noch de drooggekomen grond, noch de bedijking van goede kwaliteit: de polder was weinig geschikt voor akkerbouw en veeteelt, en de molen moest zelfs 's zomers onophoudelijk blijven draaien om de sloten op peil te houden! De grond bleek weinig geschikt te zijn tot „weijdinge van beeste ende seer dor en mager om te bouwen."Omdat de bedijking vanwege het soo sober proffijt zo tegenviel, werd de drooglegging van het noordelijker gelegen Oude Dijkje tien jaar uitgesteld." Boven een smeulend vuur wordt het vlas verwarmd.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2015 | | pagina 18