<3 weer in de schuur opgeslagen. De vezels moesten dan losgemaakt worden van de kern van de stengels. De boer had daarvoor een kuil gegraven en daarin werd een vuur aangelegd. Het vuur werd gestookt met turf, omdat die lang bleef gloeien. Op een paar houten staken werd het vlas boven het smeulende vuur uitgespreid. Deze bewerking werd braken (breken) genoemd. Bij dit braken kwamen er meisjes uit de buurt om hierbij te helpen. De houtdelen van de plant werden meerdere keren tussen de openstaande balken van de braak gebroken, maar de vezels waren zo buigzaam dat ze niet braken. De gebraakte bosjes vlas werden daarna in elkaar gedraaid en in een zak bewaard. Het was ondertussen eind september, begin oktober geworden. De boer had nu twee producten: het zaad en de vezels. Dat was een reden om een feestje te vieren. Dat noemde men „spinningen", omdat de vezels klaar waren om tot garens gesponnen te worden. Ook de jongens uit de buurt kwamen naar dit feestje en de boerin trakteerde op rijstepap. Voordat men er garen van ging spinnen, haalde de meid telkens een klein bosje over de zwingelplank. Met de zwingel of het zwaard sloeg zij op het bosje vlas en tenslotte kamde men het ook nog over de hekel, een kleine ijzeren kam. Dat was een houten blok met daarin een aantal ijzeren pennen om de houtrestjes uit de vezels te halen. De gesponnen garens hadden een vaalbruine kleur en werden daarom enkele dagen in een kuip water gelegd. Men droogde de garens door ze aan twee bonenstaken over twee stoelen te hangen. Hierna ging men het linnen weven, maar dat had een grijsgrauwe kleur. Om het helemaal wit te krijgen, werd het 's nachts in een kuip met water gedaan en werd er as uit het bakhuisje toegevoegd. De pigmenten uit de garens werden door de as losge maakt en overdag loste het zonlicht deze dan volledig op. Na enkele weken had het linnen zijn mooie witte kleur. Het is duidelijk dat er voor het verwerken van vlas tot linnen veel werk moest worden verzet: „As ge werk wilt hebbe, da motte vlas zette!" Het produceren van linnen was vroeger zeer belangrijk en dat blijkt uit het grote aantal spreekwoorden. *De eindjes aan elkaar knopen (=met moeite rondkomen); *Er zit schot in (schot inslag); *Dat is schering en inslag; *Op de keper beschouwd (keper is een speciaal weefsel dat men secuur moest maken); *De draad kwijt zijn; Tegen de draad in; *Alles over een kam scheren; *Jan hekelt zijn ontslag. hand uit de grond getrokken en in bossen op het veld gezet om ze door de wind te laten drogen. Als na enkele weken het vlas droog genoeg was, werd het in de boerderij opgeslagen. De meid kon dan beginnen met repelen. Kleine bosjes vlas werden door een grove kam getrokken, waardoor de zaadbollen van de sten gel vielen. Na het repelen werden de bossen opnieuw met roggestro gebonden en in het water gelegd om te roten. Zo'n rottingsproces duurde ongeveer drie weken. Dan was de ring van vezels losgekomen van de houtachtige binnenkern. Omdat de geur van het rotten erg penetrant was, werd dat buiten het dorp gehouden. Na ongeveer drie weken werd het natte vlas op een veld te drogen gelegd. Daarna werd het Tegenwoordig produceert men linnen op een efficiën tere manier dankzij chemische stoffen en mechani satie. Vlas wordt voornamelijk verbouwd in Friesland, in de IJsselmeerpolders, in West-Brabant en Zeeuws Vlaanderen. De lijnolie gebruikt men bij de bereiding van verf, zeep De bossen vlas worden in het water gelegd om te roten. Tussen de vlasvezels zijn kleine stukjes hout blijven zitten. De meid slaat ze eruit op de zwingel met een houten zwaard.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2015 | | pagina 17