6
in^cftsrw JCcxxk
Nieuwkuijk (Noord-Brabant). Ook in de banne, een
begrensd rechtsgebied, van Niedorp waren tot in de
17e eeuw cloostercens te vinden. Achter de herberg
„De Eenhoorn" in Nieuwe Niedorp stonden enkele
„cloostercenhuijsges". In een akte uit de 17e eeuw
werden 2 cloostercens vermeld: Cornells Camper en
Jan Sijmons. Zij woonden „in de belending" (grenzend
aan) van een stuk land in de Kostverlorenpolder nabij
de Westerweg en de Herbergsloot. Het lijkt naar aan
leiding van het bovenstaande wel zeker dat er in het
gebied dat wij de Kampen noemen, een klooster heeft
gestaan. Dit is geen vreemde veronderstelling, omdat
het gebied tussen Abbehorn en het „Hooge Kerckhoff"
tot in de 18e eeuw „Het Klooster" werd genoemd.
Begijnen
In de regio rond 't Veld, Zijdewind en de Kampen
waren dus niet alleen de cisterciënzerinnen, maar ook
de begijnen actief. Vast staat dat begijnen uit Alkmaar
in 1475 een bijzonder huis met de naam Emaus tussen
Blokhuizen en Schagen bewoonden. We hebben
hierover geschreven in ,,'t Is mooi weest" nummer 29.
Aan het eind van de 16e eeuw woonden begijntjes in
vijf huizen nabij de Blokhuizen. De geschiedenis van
de begijnen in deze buurt zullen we later wel eens
uitpluizen. De begijnen van huize Emaus en van de
Blokhuizen, maar waarschijnlijk ook de cloostercens
uit de Kampen, hebben zo goed als zeker eraan
bijgedragen dat ze al spoedig na de reformatie weer
terugkeerden naar onze regio. Dat er aan het eind van
de 16e eeuw weer „kloosters" in onze regio werden
gebouwd, was het gevolg van twee „bijzondere"
bestuurders in onze regio: de heren Dirk van Foreest
(1527-1596) en Diederik van Sonoy (1529-1597), die
aan het eind van de 16e eeuw verdwenen.
Dirk van Foreest (1527-1596)
Hij was schepen (rechter en wethouder), thesaurier
(schatmeester), notaris en vroedschap (stadsregeer-
der) van Alkmaar. In 1566, het jaar van de eerste Beel
denstorm, diende deze Dirk samen met tien andere
N
Het nieuwe klooster op een kaart uit 1654 stond ongeveer op de plek van de huidige Martinuskerk.