jjfc8L_
moment zei een van de jongemannen: ,,Jan, ik zie
een mof!" en ,,Wat moeten we nou doen?" Jan
antwoordde dat ze moesten afstappen en doen of ze
een lekke band hadden. Eenmaal gestopt werd een
fiets op de kop gezet, maar onderwijl werd goed in de
gaten gehouden of de Duitse soldaat zijn motor niet
zou starten om naar hen toe te komen. De Duitser zat
klaarblijkelijk heel rustig een sigaretje te roken en had
hen niet gezien. Daarop besloten ze de slootkant in de
duiken, de fietsen gauw naast hen gelegd. Ze wacht
ten een paar minuten, spiedend naar de motorfiets.
Plotseling hoorden ze iemand naast zich landen in het
hoge gras. Over de sloot gesprongen: het meisje van
Jan, Riek Dekker! Haar vader had in de polder land
gehuurd en ze was daar ook aan het werk. „Jan, deer
is een zoiweggetje, rechtsof, neem mijn fiets maar, die
heb luchtbanden." Zodra de kust veilig leek, hebben
ze zich het apezuur gefietst en met een omweg
kwamen ze te laat voor het eten, maar wel veilig thuis.
Naarmate de bezetting langer duurde, begon de
voedselsituatie hier en daar te nijpen. De bezetter
controleerde boeren nauwgezet op wat ze aan vee
hadden, de melkproductie en de oogst van de land
bouwgewassen. Hier en daar werd gepoogd de regels
van de Duitsers te omzeilen. Zo gaven boeren soms
minder biggen op dan er geboren waren. Dan werd
zo'n dier zo snel mogelijk vetgemest, maar als er weer
controle was, moest je zorgen dat je een plek had
waar je het teveel stiekem kon stallen. Het was span
nend en af en toe moest er zo'n dier geslacht worden.
Sommige boeren konden dat zelf.
Jan besloot zich op glad ijs te begeven en kocht een
varken van een boer die niet kon slachten. Met een
andere boer maakte hij een deal waarbij hij winst wist
te maken. Maar het varken moest nog wel vervoerd
worden van de ene naar de andere boer... Jan Mak
huurde een paard en leende een kar.
De kar was breed genoeg om rond een varken
hooibalen te stapelen tot het dier uit zicht was. Boven
het dier wat planken en ook daar weer hooibalen
bovenop. Op klaarlichte dag bracht hij hooibalen
weg. Dat leek minder gevaarlijk dan na spertijd. Maar
ondertussen. Het dier vond het niet zo leuk tussen
die hooibalen en begon zich af te zetten. Daarbij
beukte hij de planken boven zich scheef en de balen
raakten bijna van de kar. Het dier begon ook geluid te
maken, dat kon de man met de leidsels in de handen
helemaal niet gebruiken. Daarom klom hij van de bok
bovenop de balen. Nog maar net bovenop gekomen
keek hij tegen de snuit van het enorme varken dat nu
zo ongeveer op zijn achterpoten moest staan, rechtop.
Met schrik in het lijf van: „als niemand dit maar ziet,
want verraders zijn overal", pakte hij een klomp
van zijn voet, gaf het beest daar een allemachtige
opdonder mee op zijn kop. Het dier liet zich zakken
en Jan herschikte de planken en balen. De klomp was
zelfs nog heel. Voor de zekerheid bleef hij bovenop
de hooistapel zitten, hoewel dat vast een raar gezicht
moet zijn geweest. Pas toen hij weer buiten de
bebouwde kom was begon het beest weer te muiten,
maar het grootste gevaar was toen al geweken.
De winst die hij bij dit soort waaghalzerij overhield
gaf hem de mogelijkheid steeds meer te handelen.
In de olie, op de achtergrond een andere fotograaf aan het werk.
0
Jan's halfzusjes waren bruidsmeisjes, 22 augustus 1947.