De doopnamen van Jan Mak waren Johannes Cornelis. Hij werd geboren in de Zaanstreek, de Wormer aan de Dorpsstraat op 22 september 1921. Eerstgeborene van C. Mak (10-5-1896) en J.C. Assee (11-9-1896). Toen Jan 11 jaar was, overleed zijn moeder, op 10-10-1933. Cor, zijn vader, bleef zitten met verdriet en vijf jonge kinderen: Jan, Arie, Corrie, Aaldert en Klaas. Er kwam een huishoudster over huis, Neeltje Aal, waar Jan veel liefde van kreeg. De economische wereld crisis was ook in Nederland flink merkbaar, maar vader Cor was onderdirecteur van de papierfabriek Van Gelder, zijn inkomen was eigenlijk zo gek niet. Zo bekeken was hij een goede keus voor Neeltje. Ze had een zwak voor de kinderen, maar was duidelijk te jong voor de heer des huizes. Echtgenote worden, dat wilde ze niet. Voor de vijf kinderen ging de weduwnaar op zoek naar een moeder. Die werd gevonden en de huishoudster moest tot groot verdriet van de nog jonge Jan weg, begin 1935 en dat was in korte tijd de tweede klap voor de ondertussen 13-jarige Jan. Tussen de nieuwe moeder A.Groen (14-12-1899) en hem boterde het niet. Ze was weduwe en had al een meisje, Dora, waardoor er plots zes kinderen waren. Er werden uit dat huwelijk ook kinderen geboren: Nel, Jan (een tweede Jan dus) en Ria. De Jan waar we het over hebben wilde zo snel mogelijk weg. Liep met plannen om van huis weg te lopen. Het verdriet waar hij mee zat zorgde ervoor dat hij zich niet voor school se zaken kon interesseren, laat staan concentreren. Naar het seminarie wilde hij niet, hij moest dus aan het werk. Op veertienjarige leeftijd werd hij loopjongen en portier bij de papierfabriek. Dat vond hij eigenlijk wel leuk werk. Nederland werd bezet, zoals de lezers weten, in mei '40 en het duurde niet lang of Jan kreeg in de gaten dat hij als jongen in de leeftijd dat je soldaat kon worden, in de gevarenzone kwam. Hij voelde zich niet geroepen om zich aan te sluiten bij de bezetter en ook werken in een Duitse fabriek zag hij niet zitten. Hij vreesde dat wie eenmaal in de Arbeitseinsatz terechtkwam, de reis wellicht een enkele zou zijn. Zijn vader had er moeite mee, maar hij zocht een onder duikadres. Bij een achterneef vond hij onderdak in een klein huisje in Waarland. Dat was een rare gewaarwor ding, want hij was eigenlijk nooit buiten de Zaanstreek geweest. Op het fietsie naar het platteland, waar de mensen een bijzonder taaltje spraken. Heimelijk was hij blij niet meer bij zijn stiefmoeder onder een dak te wonen, al viel het afscheid van zijn broers en zussen niet mee. Het huisje in Waarland werd bevolkt door een gezin met 10 kinderen Toen de elfde zich aandiende, kreeg de onderduiker te horen dat er nog een mond bij kwam om te vullen en dat er eigenlijk aanspraak moest worden gemaakt op zijn slaapplek. Weer op zoek en nu vond hij een neef van zijn vader bereid om hem onder te laten duiken. Deze man was Nico Mak, had een landbouwbedrijf en was getrouwd met Katrien Koomen. Jan Bakker, die later trouwde met een meisje van De Graaf, heeft jarenlang gewerkt bij Nico en Trien. Het echtpaar woonde net buiten Zijdewind, ,,in het land" met een broer van Nico. (Tegenwoordig loopt het pad vanaf de Hartweg in plaats vanaf de Provincialeweg.) Deze stille broer luisterde ook naar de naam Jan Mak, hoorde bij de inventaris en kon slechts één ding: heel hard en Van Zaanstreek naar Waarland, van koeienkerk en kermis Jansje Assee, moeder van Jan.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2014 | | pagina 16