deels over, veranderde wat en schreef er nog wat bij.
Pastoor Velzeboer was zo lovend over de verhalen
van Lou dat hij tijdens het groot aannemen voor op
het altaar mocht staan. Lou haalde even in zijn hoofd
dat hij pastoor wilde worden, maar liet dat idee al snel
weer varen.
Er was voor de kinderen weinig vermaak. Vaak moest
er na schooltijd ook thuis geholpen worden en was er
weinig tijd om te spelen. Lou was altijd wat op zichzelf.
Op jonge leeftijd werd er al gekaart met vader Piet en
moeder Marie. Vooral pandoeren.
's Avonds werd er veel naar de radio geluisterd.
„De bonte dinsdagavondtrein" was heel populair.
In de vastentijd werd naar de vastenmeditatie van
pater Henri de Greeve geluisterd. Lou was al jong
lid van de fanfare. Verder was hij ook nog lid van de
Kruisvaart, een vereniging die van de kerk uitging. Op
zondag mochten de kinderen Kok een cent verkopen.
Ze gingen dan naar Zweekhorst, een winkeltje aan
de Laanderweg, en kochten daar snoep. Het sociale
leven was vrij beperkt. Er waren wat contacten op de
buurt, maar aan familiebezoek werd nauwelijks iets
gedaan. Verjaardagen werden niet gevierd bij het gezin
Kok. Sinterklaas en Kerstmis wel, maar vrij sober. Het
laat zich raden: een kous ophangen en een muis erin
en klaar. Ook met kerst was het zeker niet uitbundig:
een stalletje in de kamer en gewone maaltijden zoals
altijd op zondag. Een jaarlijks hoogtepunt was wel de
kermis. Eerst de voorpret van het dagelijks kijken bij
het opbouwen en daarna drie dagen feest. Veel geld
kregen de kinderen niet mee, maar evengoed hadden
ze een hoop plezier.
Toen het kanaalproject afgelopen was, ging vader Piet
weer verder met zijn oude baantjes. 's Zomers werkte
hij vaak bij grote tuinders. 's Winters hielp hij via de
werkverschaffing met het uitbaggeren van sloten en
het vlakken van het land met bagger. Soms was er
geen werk. In 1939 kwam Lou van school en ging
bij tuinders werken. Hij werkte een jaar vast bij Jo
Blauw voor 18 gulden per week en gratis middageten.
Ook een jaar vast bij buurman Jaap Boots en Klaas
Klaver, bij ieder drie dagen. Later werkte hij ook bij
verschillende, andere tuinders. In mei 1940 brak in
Nederland de tweede wereldoorlog uit. Lou herinnert
zich de vliegtuigen die van Engeland naar Duitsland
heen en weer vlogen en vond dat toch altijd angstig.
Vliegveld Bergen was niet ver weg en daar vielen wel
eens bommen. Ook werd de trein of spoorbrug wel
eens beschoten door de Engelsen. Lou werkte tijdens
de oorlogsjaren bij bloembollenbedrijven in Breezand
en ging daar met de trein heen. De trein werd soms
beschoten, dus je moest niet te dicht achter de
locomotief gaan zitten, want dat was vaak het doelwit.
Toen het eerste vliegtuig in de nabije omgeving bij de
A. C. de Graafweg werd neergeschoten, was dit een
sensatie en na het werk ging Lou met een hele groep
jongeren kijken. Ondanks de oorlog braken er betere
tijden aan voor het gezin. Station Noord-Scharwoude
lag dichtbij en veel mensen uit de stad kwamen naar
het platteland om eten te kopen. Vader Piet zag daar
wel handel in. Hij kocht bijvoorbeeld tarwe en bonen
en verkocht die met winst. Ook ging vader Piet in de
oorlog werken op vliegveld De Kooy in Den Helder,
waar hij dagelijks met de trein heen ging. Je werkte
dan voor de Duitsers, maar het verdiende goed. Later
werkte Piet ook op Texel, wat nog beter verdiende.
Eerst ging hij op en neer, maar al gauw was hij in de
kost in De Waal. Op woensdag en in het weekend
kwam hij naar huis. Na de oorlog werkte Lou in de
Wieringermeer in de zogenaamde wederopbouw. Hij
was in dienst bij aannemer Jaap de Vries uit Nieuwe
Niedorp. Het werk bestond uit het slopen of herstellen
van boerderijen. Elke dag ging hij met de vrachtwagen
heen en weer. Op zondagmiddag ging Lou vaak voet
bal kijken bij DTS of Schagen en dat deed hij natuurlijk
op de fiets. Daarna fietste hij naar het winkeltje van
Jansen in Oudkarspel en daar wachtte hij dan tot alle
uitslagen binnen waren. Tijdens de oorlogsjaren ging
hij ook met de trein naar Alkmaar. Daar speelde
Alcmaria of Alkmaarse Boys en dat waren goeie ploe
gen. Op de zondagmiddag was dat een mooi verzetje.
In 1947 werd Lou opgeroepen voor militaire dienst.
In Gilze-Rijen kreeg hij zijn opleiding en hij werd
opgeleid voor Indië. Een opgezette klier in de nek
verhinderde de uitzending naar Indië. Dat vond Lou
helemaal niet erg. Hij belandde uiteindelijk voor drie
maanden in een hospitaal in Den Haag. Hij was lopend
patiënt en kreeg vrijwel geen bezoek. Dat was in die
tijd een hele onderneming. Vader en moeder Kok kwa
men na een maand bij hem op visite en zijn hooguit
drie of vier keer geweest. Wel schreven moeder Kok
Erelid
Lou gehuldigd als erelid van Samen Voorwaarts"