6 Het ontstaan van het landbouwhuishoudonderwijs Dit type onderwijs is het gemeenschappelijk resultaat van twee stromingen aan het eind van de 19e eeuw. Enerzijds was het de nood onder de arbeidersklasse op het gebied van huisvesting, voeding en onderwijs, die er toe heeft geleid dat deze vraagstukken in het middelpunt van de belangstelling kwamen te staan. Aan de andere kant waren het aan het eind van de 19e eeuw vooral de voedingsgewoontes van ons volk, die grote aandacht trokken. Er kwamen namelijk er kwamen namelijk erbarmelijke toestanden onder de arbeidersgezinnen aan het licht. Als gevolg hiervan werd in 1888 in Den Haag de eerste kookschool geopend. Aan deze school werd in 1890 een opleiding voor kookleraressen verbonden. Een tweede uitgangs punt van het huishoudonderwijs lag in de zgn. indu striescholen. Deze waren aanvankelijk niet ingesteld op de huishouding, maar hadden tot taak, de lagere schoolkennis uit te breiden met enkele vakken nijver heid, opdat de leerlingen later in staat zouden zijn in eigen onderhoud te voorzien. Na Amsterdam werden ze ook in Arnhem, Rotterdam en Den Haaf geopend. Geleidelijk werden aan deze scholen beroepsopleidin gen verbonden, bijvoorbeeld tot dienstbode, hulp in de huishouding, naaister, of kinderjuffrouw. Nijverheidsonderwijswet In 1921 werd het landbouwhuishoudonderwijs geregeld via de Nijverheidswet op het onderwijs. Men was nu niet langer afhankelijk van subsidies en van bijdragen van particulieren en verenigingen. Het landbouwhuishoudonderwijs werd voortaan bekostigd door het Rijk en gemeenten. Voorgeschiedenis Toen de zusters Ursulinen van Bergen in 1925 voor het eerst een cursus landbouwhuishoudonderwijs organiseerden, konden zij niet vermoeden dat die enkele cursus zich zou ontwikkelen tot een volwassen tak van onderwijs met meerdere scholen in de Kop van Noord-Holland. De zusters Ursulinen waren in 1898 vanuit het Limburgse Eijsden naar Monnicken- dam gekomen op verzoek van pastoor Bernardus Smeeman. Het was de bedoeling om daar het lager onderwijs op poten te zetten. Tegelijkertijd werd er ook gewerkt aan het opzetten van een kweekschool voor onderwijzeressen. Deze werd in 1899 geopend. De Sint Josephstichting werd in het leven geroepen. Pastoor Smeeman werd directeur en rector van de stichting. De stichting had tot doel zich zoveel moge lijk in te zetten voor de bevordering van het katholiek onderwijs. De congregatie van de zusters Ursulinen bleek in de praktijk snel te groeien. Al na een paar jaar was het moederhuis in Monnickendam al te klein. Er werd gezocht naar een plaats waar een groot nieuw moederhuis kon worden gebouwd. De keuze viel op een terrein in Bergen Daar werd het nieuwe Augustinushuis gebouwd. Het onderwijs van de zusters Ursulinen richtte zich vanaf het begin op de ontwikkeling van meisjes. Zo werden er aan het begin van de 20e eeuw ook naaischolen opgericht. Het ging hier om cursussen naailessen die werden gecombineerd met gods dienstonderwijs. Later ging men inzien dat niet alleen naailessen belangrijk waren, maar dat het ging om het huishouden in al zijn aspecten. Zo kwamen er na 1920 steeds meer huishoudscholen in Noord-Holland. In 1925 kwam een lid van de vrouwenbond met de vraag of de zusters geen huishoudcursussen konden geven aan meisjes uit Bergen en omstreken. De voorzitter van de Sint Josephstichting nam contact op met het bisdom Haarlem en men besloot om bij het klooster in Bergen een landbouwhuishoudschool te bouwen. In het landbouwonderwijs bestonden destijds drie opleidingsniveaus: a) De primaire opleiding (het gewone huishoudonderwijs.) b) Opleiding tot huishoudkundige. (deze opleiding was uitgebreider en gold als voorbereiding voor het hoogste niveau, de NIXI opleiding.) c) De N XIX opleiding.( bedoeld voor meisjes die het diploma huishoudlerares wilden halen.) hinilliiiiiuliiiisliiiiiilsrliiiii! Sint Martha 't Veld Landbouwhuishoudschool aan de Dreef

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2013 | | pagina 18