harde werker was en een goed en eerlijk koopman die
goed zijn brood verdiende, was een hele geruststel
ling voor de ouders. De toekomst was toen al veel
belovend, want er was inmiddels in Zijdewind al een
treinstation. De verbinding met de steden Alkmaar en
Schagen was een hele vooruitgang. Ook waren er al
plannen om een melkfabriek in dit dorp te bouwen,
dus de ontwikkelingen stonden niet stil. Eind april
1898 was de grote dag, waarop het stel in het huwelijk
zou treden. Kwart voor tien liet de klok van de kerk
in Tuitjenhorn de oproep horen voor de huwelijksmis
van Jan en Marijtje. Koster Schilder had de blaren
van het klokkentouw in zijn handen, want hij had in de
afgelopen week ook twee graven moeten spitten. Hij
kon dus zijn lol wel op. Rijtuigen met de gasten reden
het dorp binnen.
De gasten gingen spik en span met blijde gezichten
het kerkgebouw binnen, waar het orgel al zijn klanken
liet horen voor deze feestelijke gebeurtenis.
Maandag, de eerste de beste dag van de week,
kwamen de eerste klanten al aan de deur. Jan had
al een buurtwinkeltje ingericht voor de belangrijkste
levensmiddelen. „Joh Jan, wat doe je mij nu aan?"
De eerste klant kwam al om stroop en wat een gemed-
der is dat met die smeertroep. Deer ken ik niet mee
worren hoor", sprak Marijtje die dag. „Ja moid", zoi
Jan, „met stroop vang je vliegen en die benne d'r bar
veul." De zaak liep goed en de klantenwijk groeide,
maar ook het gezin van Moras werd groter en de
zorgen ook. Dus was het hard werken en dat deden ze
ook. De Schagerwaard had inmiddels zijn melkfabriek
gekregen en daar werd Jan de melkrijder. Vroeg op,
maar dat was hij al gewend, de melk ophalen bij de
boeren en afleveren aan de fabriek. Ook had hij de
gelegenheid om voordelig wat kaas in te kopen en niet
te vergeten de karnemelk en de boter. Dat kwam dan
ook weer zijn handel ten goede.
Zo verstreken de jaren van hard werken. De meeste
tijd was hij langs de weg, want daar moest hij zijn
brood verdienen. Daar heeft hij toen ook een ongeluk
gehad. Hoe het precies is gegaan, weet niemand.
Was het paard geschrokken van de trein of van een
hond of van iets anders? Men vond Jan op de weg.
Hij was vermoedelijk van de wagen gevallen en had
een schedelbasisfractuur opgelopen. Jan is nog enige
tijd in Castricum geweest om te revalideren en is ook
weer tijdelijk aan het werk gegaan, maar later werd hij
opgenomen in Heiloo, waar hij op 73 jarige leeftijd is
overleden. Op 31 juli 1940 is hij begraven.
Het gezin van Moras bestond uit veertien kinderen, die
door hard werken van de ouders grootgebracht zijn.
De kinderen werden ouder en hadden de schoolban
ken verlaten. Zoon Jan werd timmerman en had later
een bedrijf in Kalverdijk. Cor werd medewerker in een
groothandel te Alkmaar en Henk had een vaste aan
stelling bij de spoorwegen. Giel was een echte Moras.
Hij was op zoek naar vrijheid en ruimte. Na zijn baan
als boerenknecht, werd hij melkmonsternemer bij CZ
Lutjewinkel, de grote melkfabriek van Noord-Holland.
Tevens maakte hij zijn droom waar. Hij werd poepen-
zak, netjes gezegd manufacturier. Ook hij ging dus alle
dagen langs de weg in de voetsporen van vader Jan.
Giel voerde zijn plannen verder uit. Hij kocht later in
't Veld een leegstaande kapperszaak. Hier begon hij
samen met zijn vrouw Gré een mooie manufacturen
zaak. Deze winkel was een aanwinst voor het dorp.
Vier meisjes van vader Jan en moeder Marijtje zijn
in het klooster getreden. De ouders hadden dus de
zekerheid dat er voor hun zielerust gebeden werd en
dat hun Morassenstreekjes zouden worden vergeven.
De naam Moras blijft voortbestaan. Er is in het dorp
Zijdewind nog een goed vakman van deze voorvader
gebleven, een timmerman met gouden handen: Henk
Moras, zoon van Henk. Ook die heeft het motto van
„Wij zullen doorgaan". Tot de dag van vandaag staat
de oude woning bekend als „het Morassenhuis".
De manufacturenwinkel aan die Rijdersstraat
Havenstraat 93 in Zijdewind