anderen schoonmaakartikelen. Zeep en soda hadden de boeren nodig, maar ook zout en suiker, want Jan had zijn oren en ogen goed gebruikt. Ook het reken werk kwam hem goed van pas. „Beter het schuim van de handel, dan het zweet van de arbeid", was zijn motto. Zo werd door de jaren heen koopman Moras een bekende verschijning langs de weg in de verre omgeving. Hij kwam met nieuws, met de weerberich ten of de weersvoorspellingen en met humoristische verhalen. Hij werd alom een graag geziene gast. Een regelmatige gast werd hij na verloop van tijd bij een bepaald huisje in het Rijpje. Op een koude winterdag werd hem daar in huize Bleeker een bord snert met kluif aangeboden. Jan kwam daar precies met het middaguur en moest er nog een bestelling van de vorige keer afgeven. Handen wrijvend en blazend kwam hij binnen, want het was ook werkelijk behoorlijk koud, zo met tien graden vorst midden op de dag. Gretig viel Jan aan, want dit was toch maar een ge weldige verrassing vooral met deze kou. Maar Jan had ook zijn oog laten vallen op Marijtje, de dochter die zijn bord royaal volschepte en hem een gulle lach schonk tijdens de maaltijd. Na verloop van tijd kwam Jan meerdere malen zomaar even langs om een praatje te maken en zonder dat hij het zelf merkte, vergat hij zijn handel aan te bieden. De kermis van Tuitjenhorn lag in het verschiet en Jan waagde het om Marijtje te vragen om met hem kermis te vieren. In stilte was hij er bang voor dat ze zou weigeren, want Marijtje was wel een paar jaar jonger dan hij. Hij wist het echter met een echte vrolijke Morassenhumor zo in te kleden dat ze al ja zei, voordat ze er zelf erg in had. Vader en moeder Bleeker die dit hoorden, waren er niet zo erg mee ingenomen, want met zo'n kassiesventer die altijd langs de weg was, kon het nooit wat worden. Maar het werd wel wat. Het stel kreeg verkering en de ouders zagen wel in dat het goed was. Jan verdiende een goed stuk brood en had inmiddels de hondenwagen verwisseld voor een kettekar. De zaken gingen dus goed. „Van kermis komt kermis" zei men wel eens en dat kwam er dan ook van. Het span was hopeloos verliefd en wilde zo gauw mogelijk trouwen. In het dorp Zijdewind kon Jan een verwaarloosd, leegstaand, dubbel woonhuis met een aardig stukje grond kopen. Een deel van de woning wilde hij tijdelijk verhuren of er een winkeltje inrichten en op het stuk grond erachter groenten voor de handel verbouwen. Zo had hij al zijn plannen gemaakt. De wederzijdse ouders schudden het hoofd, want ze vonden het stel eigenlijk wel wat te hard van stapel lopen, maar ja, de leeftijd hadden ze en liefde maakt blind, wisten de ouders. Dat hij een :2' De melkfabriek in de Schagerwaard rond 1900

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2013 | | pagina 22