Het was augustus 1954. Ik was net geslaagd voor mijn onderwijzersdiploma
en ik had gehoord dat iemand (Siem Wijnker) uit 't Veld van de jongens
school naar elders had gesolliciteerd. Ik ging dus op de fiets naar 't Veld.
Het was die dag immers prachtig weer.
Bij school aangekomen was een man in een witte overall de school aan het
schilderen.
„Mijnheer, weet u misschien waar het hoofd van deze school is?"
„Dat ben ik," was het antwoord.
„Ik heb gehoord dat er iemand naar een andere school heeft gesolliciteerd,
kan ik misschien hier als onderwijzer komen?"
„Dan moet je niet bij mij zijn. Ga maar naar het hoofd van het schoolbestuur,
naar pastoor van der Burg hier verderop in de pastorie."
Ik naar de pastorie. Op mijn bellen werd boven een raam opengeschoven en
verscheen het hoofd van de pastoor. (Later hoorde ik dat hij suikerziekte had
en moeilijk kon trappenlopen)
„Wat kom je doen?"
„Ik heb gehoord dat bij de Martinusschool een onderwijzer vertrekt. Ik zou
graag zijn plaats innemen."
„Hoe heet je?"
„Wim Settels."
„Is je vader hoofd van de school in Schagen?"
„Ja, pastoor."
„Heb je een zus in het klooster?"
„Ja, pastoor."
„Dan ben je benoemd, ga maar naar Keesom van het schoolbestuur.
Die maakt het verder wel in orde."
Met een klap viel het raam dicht.
Ik ging terug naar meester Wester, het hoofd van de school.
„Pastoor zei dat het goed was."
Meester Wester legde me uit waar Keesom woonde.
„Gefeliciteerd, je kunt maandag beginnen."
Zo werd ik, Wim Settels uit Schagen, als nieuwbakken onderwijzer
benoemd aan de jongensschool St. Martinus te 't Veld.
Mijn eerste kennismaking
met pastoor M. van der Burg