t
Dat was een dorp, waar alles was vertegenwoordigd: van kapper, bakker, kruidenier, schilder, vrachtrijder, schipper,
poepenzak tot kroegbaas. Alles was er, zelfs een kerk. Zo had het dorp Zijdewind in mijn jonge jaren ongeveer
ruim dertig neringdoenden, zoals ze voorheen de zelfstandigen noemden.
Ik kan er nog kwaad om worden, als ik eraan terug
denk dat ik op zaterdagmorgen lopend naar de slager
moest voor gehakt of vlees, een stuk worst en poulet
voor de soep. Fietsen kon ik nog niet. Laat staan dat
er een rijwiel tot je beschikking was. Dat was toen
een droom die wel nooit verwezenlijkt kon worden, zo
dacht je toen. Thuisgekomen van deze missie kreeg je
dan de opdracht deze reis nog een keer te maken. Ik
moest nog even naar schoenmaker Idema, die naast
de slager woonde. Als je dan commentaar had, werd
er gezegd dat ze het vergeten waren en dat ze zondag
toch niet zonder schoenen naar de kerk konden gaan.
Dus nogmaals moest ik hetzelfde pad lopen. Het was
tevens een goede versterving voor je pekelzonden,
zeiden ze dan. Hoe prakkiseerden ze het. Ze lieten
je zonder verder na te denken nog een keer dat hele
rot eind lopen. Maar je had toch maar goed de pest
in om ruim twee maal vier kilometer te lopen, wat
eigenlijk,met de helft toekon.
Onder de middag op zaterdag aten we groene erwten
met vet. Als je niet vlug genoeg doorat, werden die
krengen stijf in je bord en als het tegenliep kreeg je
nog pap met klontjes toe, want het was zaterdag en
dus druk. Dat was dan de verdediging van je zus.
Dat mijn zuster het op zaterdag druk had, kon ik mij
ook goed voorstellen. Vijf volwassenen en een zieke
moeder over huis en dan het
huis doorwerken, wassen, strijken, eten koken, bed
den opmaken en alle andere huiswerken met een
paar „snotprieken" om je heen. Ga er maar aan staan.
Tot mijn grote verbazing gaf vader na het eten mij de
8
Het Winkeldorp