was het echter nog geen bedtijd. De grotere meidjes zaten nog kousen te stoppen en zij nam ook een paar onderhanden. Vijfde aflevering van vrijdag 9 oktober 1964 De toch al zorgelijke tijd op de Kieftenburg werd nog zorgelijker. Alle dagen kwam de dokter over de vloer en Gert werd al minder. De pastoor moest komen voor de bediening. Die zondag waren alle kinderen thuis gekomen en ze waren bar klein weer weggegaan. Ze konden niet vermoeden dat ze al heel gauw weer bij elkaar zouden zijn om vader Gert naar zijn laatste rustplaats te brengen. Op dezelfde dag dat Gerrit overleed, werd dochter Gerritje geboren. Het was een droeve stoet achter de bakwagen. Trijntje met bijna al haar kinderen, met nog wat familie en de buren hadden hem op het kerkhof in 't Zand begraven. In de namiddag vertrok de familie Bruin weer naar de Morrebok. De jongens van Trijntje, die in Zijdewind werkten, konden meerijden. Vader Bruin zou de eerste tijd op de Kieftenburg blijven. Hij had alles geregeld en had met de oudste jongens gepraat over wat er nu verder moest gebeuren. Trijntje werd er ook in gemoeid, maar ze was er niet bij. Nog geen veertig jaar en nu al weduwe. Opa Bruin had voor de meidjes, die nog bij haar waren gebleven, een dienst gevonden. Aagje, bijna 14 jaar oud, ging naar de Langereis en Maartje, bijna 12 jaar, naar Hoogwoud. Die boer zou in juni naar Graft gaan, een eind aan de andere kant van Alkmaar. Dan had ze er nog vier in huis. In juni werd ook het vonnis geveld over haar bedoening. Er was in 't Zand een huisje met een klein winkeltje leeg gekomen. Het was van de kerk. Opoe Schilder, die er had gewoond en daar was gestorven, had alleen maar verre neven. Daarom had ze het aan de kerk vermaakt. Met tranen in de ogen liep Trijntje soms over de koegang. En als haar vader in de stal kwam met een koopman voor een of twee koeien, dan liep ze maar weg. Eer de koeien naar buiten konden, had ze geen staart meer over. Toen kwam de dag dat alles in andere handen overging. Trijntje zat tussen haar diggelengoed en het beddengoed. Dat moest na de middag naar 't Zand gebracht worden.Het huisje was haar meegevallen. Het was niet groot. De winkel ging er eerst af en ook het gangetje. Er was een kamer en een grote woonkeuken. Daar achter stond een grote schuur. Die was voor de turf, de talhoutjes en de vuurmakers. (Talhoutjes waren ronde, op maat ge zaagde houtjes voor de kachel en die werden meestal per tal, per honderd verkocht.) Ze zag tegen de winkel op, want zoiets had ze nog nooit gedaan. Dirk zou ze maar thuishouden om haar te helpen. Voor de middag was alles verkocht. Vader Bruin was tevreden en voor Trijntje zou er ook nog pittig wat overblijven. Na een poosje stennen van vader, die alles voor Trijntje met een stompje potlood op een apart papiertje schreef, kwamen ze tot een resultaat dat er alles met alles ruim zeshonderd gulden overschoot. „Dat lijkt heel wat", dacht Trijntje, „maar wat zal het voor de winkel en het huishouden gauw op zijn." Ze bedankte haar vader en met een traan in haar ogen zag ze hem naar het spoor in Oudesluis vertrekken. Van de alteratie had ze helemaal vergeten om „thuis de groeten" te zeggen. Dirk had haar al bijzonder geholpen. Het brandstoffen- zaakje had hij mooi opgewerkt.Een dag in de week liep hij met petroleum en twee dagen met boodschappen de Zijpe in. Het was wel een gesjouw met die zakken turf, eierkolen en talhoutjes. De meidjes maakten vuurmakers in hun vrije tijd.Ze haalden krullen bij de timmerman, maakten er rolletjes van en deden er een touwtje om. Gisteren was hij er met de hondenkar op uit geweest, de Zijpe in. Vrouw Schilder had het allemaal niet meer kunnen bijsloffen. Een man uit Schagerbrug met een kettekar had in de tijd van vrouw Schilder veel klanten ingepikt, maar Dirk had hem er weer een heel ritsje afgetroggeld. Trijntje was trots op hem, ook al zei ze tegen hem: „Je kroige puur snot in je neus." In de winkel hoorde ze ook dat Dirk een red- derige knul was. Toch was ze blij als zo'n praatgrage de deur achter zich dicht trok. Een half uur praat voor een pond zachte zeep, dat kon oplopen. Trijntje was nooit meer in de Morrebok geweest. Een enkele keer waren vader en moeder bij haar te gast Gert Kok was van 1938 tot 1964 altijd bij Cees Slijkerman aanwezig

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2012 | | pagina 6