Zegge Ontvangen van .1,/Z bekende: juf Afie. Ze was nu in Oudkarspel. Vanuit Schagen was ze eerst in Tuitjenhorn juf geweest, toen in Warmenhuizen en daarna waar ze nu zat. Meester schreef haar een tijdje later een brief. Tussen de regels kon je zijn eenzaamheid lezen. Er kwam een brief terug en daar stond bijna hetzelfde in. Zij vroeg of hij eens een keertje te gast wilde komen en na een half jaar kwam ze voor het eerst bij hem. Opgedoft was meester de halve Zijpe doorgelopen, naar Oudesluis, waar ze met de trein zou aankomen. Hij voelde zich weer achttien en Afie ook. Arm in arm waren ze naar 't Zand teruggewandeld. Ze werden aangegaapt en achter de horretjes en de gordijnen werd er gegluurd. De mensen kwamen aan de deur met kakboodschapjes. Een keer was zelfs de pastoor bij hem langs geweest en die vroeg of hij kennis had aan een vrouw en of dat een goede vrouw was en geen kakmadam, want als herder van de parochie ging hem de school zeer ter harte. Hij zou nog wel informeren naar die vrouw. Meester heeft later nooit meer wat van de pastoor gehoord. Op een zaterdag trouwden ze. Dan verzuimde meester maar een halve dag. Een bruiloft was het niet gewor den. Uit de kerk gingen ze naar het kosthuis van Afie. Een paar familieleden van Afie, het kerkbestuur en een paar schoolmeesters waren op bezoek geweest. 's Avonds waren ze naar hun huisje in 't Zand gegaan. De volgende morgen liepen ze naar de late kerk. Ze werden door de kerkgangers aangegaapt, maar er was niemand die hen feliciteerden. Daar had Afie een beetje last van, maar meester had al zoveel moeten slikken dat dit er ook nog wel bij kon. Deze week zou de vader van Japie wel weer langs komen om hem flink uit te schelden. Japie had zijn mooie Goudse pijp moedwillig stukgemaakt en meester had hem daarvoor flink gestraft. Met de kinderen van Gert Boekel had hij geen last. Maar ja, die woonde veel te ver om voor een wissewasje even naar 't Zand te komen om te schelden. Bovendien had meester gehoord dat Gert al enkele weken ziek op bed lag. Ondertussen lag Gert te woelen en te draaien in zijn bedstee. Zo vond Trijntje hem bij haar thuiskomst. „Wat heb je je weer kil gemaakt", had ze gezegd. „Blijf toch stil liggen. Je maakt al je dek in het rewien." Ze gaf Gert wat te drinken, trok het beddengoed wat recht en ging weer aan haar werk. Er was nog zoveel te doen, al namen de meidjes haar al heel wat uit haar handen. Ze had een hele steun aan Klaas. Die werkte nog als een jonge kerel. Op een keer hadden ze hem zomaar in het land dood gevonden. Hij was vierenzeventig jaar geworden. Doortje was daarna weggekwijnd. Ze werd al gauw gehaald. In de herfst van dat jaar kon Gert weer huurboer worden, want het heerschap wilde de plaats zwart maken en dan zou er een bouwboer op komen. Aan de andere kant van het land, aan de Grootsloot, zou een nieuwe plaats gebouwd worden. Dan kon Gert zitten blijven op zowat achttien morgen. Er was puur wat geld nodig geweest, want ze moesten het vee en zo overnemen. Trijntjes vader had bijgesprongen en borg gesproken voor het restje. De gouden kap en de bloedkoralen, die Doortje had nagelaten voor de meidjes, hadden ze verkocht. Het was een druppel in de emmer geweest. Toen de kinderen het avondeten op hadden en naar bed waren gebracht, ging Trijntje bij Gert zitten. Ze wachtte tot hij zijn eten en melk op had. Ze vroeg wat hij verder nog nodig had. „Enkel een beetje water. Als ik dorst krijg, kan ik het zelf wel pakken en ga jij nu ook maar slapen, anders hou je het niet vol." Voor haar DE SOMMA VAN 26a den

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2012 | | pagina 5