woonden, zoals aan de landpaden. Rouw en trouw en vooral een moetje was om te smullen, als dat met een bepaalde toon en gezichtsuitdrukking verteld werd. Dat waren dingen die lang niet iedere winkelier machtig was. Ze waren er wel, maar dat waren van die gladde verkooptechnieken. Alle huisvrouwen waren hier ook lang niet van gediend, want deze hadden wel andere dingen aan het hoofd om naar die gladde praatjes en roddels te luisteren. Cees was helemaal niet opdringerig tijdens zijn rond vragen,. Eerder was hij voor de huisvrouw een man die gratis bezuinigingsadviezen gaf. Zo heeft iemand opgemerkt dat Cees na zijn binnenkomst regelrecht naar het dressoir liep en daar op het eind zijn boekje neerlegde. Het was net of het zijn vaste plekje was. Hij sloeg het boekje open en pakte een potlood. En dan keek hij aandachtig hierin en zei: „Nou Cornelia, suiker heb je nog wel voldoende denk en rijst heb je ook niet nodig zeker. "Dit was zijn manier van rondvragen en zo hielp hij de huisvrouw voor overbodige uitgaven. Cees bleef rustig en gaf zo zijn advies over bepaalde, overdreven reclames en zei dan: „Vrouw, de tijd zal het leren of dit of dat product wel goed is." Moeder Schoen was al jong weduwe en Cees was haar enige kind. Met de inkomsten van de winkel en de huur van het achterhuis, want het was een dubbele woning, wist moeder Schoen met veel moeite rond te komen, maar vraag niet hoe. Na de lagere school werd Cees de kruidenier en is op advies van zijn moeder de klanten langs gegaan om zo ook de zaak uit te bereiden. Gelukkig kreeg moeder in die tijd kennis aan Koen Terbeek en is toen ook met hem gehuwd. Koen had een klein bouwerijtje en was in het bezit van een ket en een wagentje. Zijn land lag tussen de Weel en Zijdewind in, ten oosten van de Provincialeweg. Zo kwam er dan weer een redelijk inkomen in het gezin. Cees moest ook meewerken op het land. 10 Al op jonge leeftijd geraakte Cees ook op het zangkoor van de Martinuskerk in 't Veld. Tijdens de kerkdiensten had de hoofdonderwijzer, die ook dirigent van het koor was, al eens het volgende opgemerkt. Het was hem opgevallen dat Cees een mooie stem had en dat hij ook vaak meezong met het koor. Al gauw werd Cees vaste koorzanger en met trouw- en rouwdiensten was hij dan ook altijd present. Men kon het heel goed merken als hij eens een keer verhinderd was. Met het jaarlijkse Ceciliafeestje van de koorleden was Cees altijd aanwezig. Cecilia was de patroonheilige van het zangkoor en het was gewoonte dat dit dan gevierd werd op de geboortedag van Cecilia. Het parochiebestuur en de pastoor organiseerden dit uit dankbaarheid aan de koorzangers voor hun vele repetitieavonden en kerkdiensten, die zij verzorgden. Cees kon bij de pastoor ook wel een potje breken, want op zo'n avond had Cees nogal een aardig slokje op, zodat de pastoor hem aansprak met de woorden: „Cees je bent dronken." Waarop zijn weerwoord was: „Ja pastoor, dat klopt, maar jij ook." Hij zei dit op een bepaalde, zachtmoedige toon zonder dat de pastoor er erg in had dat hij een koekje van eigen deeg kreeg. Samen met zijn stiefvader bewerkte Cees ook het bouwerijtje en ook mocht hij dan wel eens gebruik maken van de ket en de kar. De winkel moest ook wel eens bevoorraad worden met bepaalde artikelen, die niet thuis werden bezorgd. Zo werd het dan wel eens een rit met paard en wagen naar Alkmaar of Heerhugowaard en op de terugweg werd dan even opgestoken in het café tegenover de kerk in Noord. In dat café heeft hij toen zijn eerste en echte liefje gevonden: Coba Koppens. Zij was daar als hulp in de huishouding en ook hielp zij in de herberg. Pas serende reizigers en andere mensen, die langs de weg hun brood verdienden, kwamen daar regelmatig op bezoek. Vader Koen vond het wel een beetje verdacht dat Cees al een paar maal lang wegbleef van zijn reisjes, maar al vlug had hij in de gaten wat daar de oorzaak van was. Moeder had ook wel wat in de gaten, maar vroeg dan ook wijselijk niets en dacht als er wat is, dan komt het vanzelf wel uit. Nou dat kwam dan ook uit. Met Zijdewinder kermis vroeg Cees of het goed was dat zijn meisje te gast mocht komen. Moeder was toch ook nieuwsgierig naar het meisje van Cees. Zij heeft voor die dag zich aardig uitgesloofd: soep, aardappels met stoofpeertjes en stijve pudding met Haagse bluf toe. Cees, zo „groös" als een kip met twaalf pullen, kwam zondagmorgen al thuis na de hoogmis met zijn Coba. Moeder Schoen was verrast en ook al direct ingenomen met haar mis schien wel aanstaande schoondochter, want dit had zij niet verwacht. Coba was een hartelijke en vriendelijke meid, vlot en bijdehand. Volgens moeder was ze een heel goede vrouw voor Cees en voor de winkel, zo waren haar gedachten toen. Vaste verkering kreeg Cees met zijn Coba en ook hun beide ouders waren hiermee ingenomen. Onverwachts kwam het achter-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2012 | | pagina 10