Caiült, 1©EK1L
107
^EUJUEBEINIIM ^AIMMEIMEHIS Ti 'T VELE), ©EM* MEDMP
SUig'liiii «UnfaJ
OUDE NIEDORP,
qL^Lusrt
19-*,
el^2a,*J
y
T
gulden huur n de week. De notaris deelde Klaas, mee
dat zijn werk overbodig zou worden, want het hele
Kooibos zou gerooid worden. Er zit veel klompenhout
tussen. Het meertje wordt drooggelegd. Dan komt
er tien bunder best land bij. Klaas zat er verslagen
bij. „Maar, dat kan toch niet", stamelde Klaas. „Waar
moet ik een gulden huur vandaan halen? Geld hebben
we nooit bij elkaar kunnen krijgen. Dat ging op aan
het dooienfonds, de dokter en af en toe een mis voor
vader en moeder." De notaris onderbrak hem: „Zie
maar wat je doet. Ik hoor het wel."
Derde aflevering van vrijdag 25 september 1964
Na het gesprek met de notaris liep Klaas langs de
Grote Sloot over de lange weg van Schagerbrug,
daarna langs het galement richting de Ruigeweg.
Doortje stond hem al op te wachten en zei: „Ik heb
een prakkie voor je in de bedstee warm gehouden."
Klaas had echter geen trek. Toen was het weer stil.
Plotseling kwam het hoge woord eruit: „We moeten
vort. We worden er uitgezet." Doortje begreep het
onmiddellijk en tranen biggelden over haar wangen.
Ze konden die nacht moeilijk in slaap komen.
De volgende morgen werd Klaas met schrik wakker.
Het was al zeven uur. Hij had zich verslapen. Maar
Doortje zei: „Je hebt niets meer te doen in de kooi.
Draai je maar nog eens om." Later dan normaal
aten ze een paar stukken roggebrood en dronken ze
hun eerste koppie. Doortje vroeg aan Klaas wat hij
vandaag zou gaan doen. „Nou", zei Klaas, „ik ga maar
rentenieren, ook al ben ik maar een roggebroodren
tenier." Klaas liep na het eten naar de Kieftenburg en
hoorde dat Gert er zetboer op kon blijven. De jongens
konden niet allemaal thuisblijven. Jonge Gert en Kees
zouden als boerenknechtjes naar Zijdewind gaan en
Dries kwam bij Doedens en Schilder als krullenjongen.
Toen kwam Klaas met zijn nieuws. Trijntje schafte
meteen raad en bood Klaas en Doortje aan om op
de Kieftenburg te, komen, wonen. Klaas. vond „het
prachtig aanbod. Gert zei: „Ik heb van mijn heers
de toezegging" gehad dat ik een knecht magnemen
om de Bonkekavel te vlakken. Ik mag je er zes gulden
per week voor geven." Zo kregen ze een aparte kamer
op de Kieftenburg en wat er geen plaats kon krijgen,
ging op de boetenzolder.
Trijntje en Doortje zorgden voor het vee, verzorgden
de kippen en maakten boter en kaas. Elke week ging
er een bakwagen vol kaas naar Alkmaar. Trijntje was
er heel trots op. Gert had elke avond nog een apart
werkje. Hij moest alles opschrijven, want elk jaar
kwam het heerschap de boeken nazien en afrekenen.
Die zomer waren Thijs en Jan van school gekomen
en waren in de leer gegaan bij Piet Tuin in de Stolpen.
Jan zou timmerman worden en Thijs metselaar. Wat
werden de jongens van Trijntje en Gert al groot. Vijf
waren er nu al de deur uit, maar er waren er nog zes.
Voor die kleintjes waren Klaas en Doortje zoveel als
opa en opoe. Elke morgen had moeder Trijntje het erg
druk. Ze moest water scheppen uit de bak en gooide
een puts in de konkelpot, die al gauw hing te gonzen
boven het houtvuur. Ze moest de stikken snijden om
het ene na het andere stikkenbuultje te vullen. De
jongste vier kinderen liepen een uur naar het schooltje
van meester Deutekom in 't Zand. Maartje en jonge
Trijntje hielpen heel hard mee, want sinds de ziekte
van vader Gert was er veel werk te doen. Gert lag
al weken in bed en hoestte zijn de longen uit zijn lijf.
Het was een droge, schorre hoest. Trijntje had op een
gegeven moment de spat naar 't Zand opgenomen
om een kaars op te steken. Ze was ook even naar
de dokter gelopen om te vragen of die eens bij Gert
Boekel wilde kijken. De dokter was er niet, maar de
meid zou het overbrengen en ze gaf alvast wat hoest-
tabletten mee. Misschien gaf dat wat verlichting.
STUARTSTRAAT S3. ALKMAAR KANTOOR: OUDE NIEDORP. TEL. 3 ij
VOOR
y.rZ.-x^/Jn-r. &*-<>
értn. -H^k
Rekening voor de erven van Jb. Molenaar
wordt vervolgd