schrijven op de naam van boer Boekel. Sedertdien had die tweehonderd en tachtig bunder „onver zwaard" land in eigendom en een plaats voor de jonge Gert. Gerard Grasboer vertelde dat de bruiloft eenvoudig was geweest. De kerk stond heel in 't Veld in de gemeente Oude Niedorp. (Dit was niet juist, want de kerk stond in de gemeente Nieuwe Niedorp!) Klaas Bos was er niet geweest. Het stel was met een kap- wagen teruggekomen. Die hadden ze en met nog wat gerief van de vader van de bruid gekregen. Zo zaten Trijntje en Gert op d'r eigen op de Kieftenburg. Het was ongelijk verdeeld in de wereld. Klaas had nooit kinderen gehad en op de Kieftenburg leken ze wel uit de grond te borrelen. Elk jaar wel een, maar Trijntje had er best de wind onder. Met de koeien was jonge Gert bar ongelukkig. Elk jaar had hij zieke beesten, dode kalveren en versmak kers. Dat zijn koeien die te vroeg gekalfd hebben. De krengenslager, de slager die ziek of gestorven vee slachtte, kon de noodslachtingen soms niet bijhouden. Vaak hielp de kooiboer de jonge Gert. Een paar jaar geleden was er een harddraver op de Kooiplaats gekomen. Soms bleef de kooiboer dagen weg omdat hij heel naar Den Haag ging om te draven. Hij gokte ook, werd er verteld. Zijn beste koeien verpatste hij aan Jan en alleman. „Hij heeft het lirium", zei men in de Zijpe. Er kwam ook geen mest meer op het land. Dat werd verkocht aan mestschippers die het naar Lisse en Sassenheim brachten voor de bollenboeren. Het kooiland verarmde daardoor. Toen was ook nog de grootste ramp gekomen op de Kooiplaats en op nog meer plaatsen in de Zijpe. Longpest noemde de veearts dat. Alle dieren gingen eraan. Die ochtend was boer Boekel met een kwade kop weggegaan. Klaas Bos, de knecht, moest dus het paard van de Gert lenen om de eenden naar de poelier in Schagen te brengen. Hij kreeg per eend negen stuivers. Op de terugweg besloot Klaas te rijden over de Keins. Dicht bij de Keinsmerbrug was er een oploopje. Er was een paard en wagen in het Galement gereden. Het gale- ment was een brede sloot die het water afvoerde op het Noordhollands Kanaal. Klaas herkende meteen de kooiboer ondanks de slik waarmee hij was besmeurd. Het paard was ook dood en de wagen was aan flarden. Klaas nam de kooiboer mee naar huis. Jonge Gert en een paar buren namen de droeve last uit de wagen en droegen hem naar binnen. Het staat vast dat Gerrit Boekel op 76-jarige leeftijd overleed. De hierboven beschreven oorzaak van zijn dood is zeer waarschijnlijk door de schrijver verzonnen om zijn verhaal op te leuken. Een paar dagen na de begrafenis moest jonge Gert bij de notaris in Schagerbrug komen. Daar kreeg hij te horen dat er niets meer over was van het trotse bedrijf van zijn vader. De Kooiplaats had een zwaar gouden dak. Hij kwam gebroken thuis. Gert, Kees en Dries hadden gemolken en moeder Trijntje had de lastigste koeien voor haar rekening genomen. Gert en Trijntje lagen deze avond nog een hele tijd wakker. De gedachte aan hoe het nu verder moest met de Kooiplaats en met hun eigen plaats hield de slaap ver. De dikke varkens zouden van de week worden weggehaald, maar het geld moest naar de notaris. V.l.n.r. Arie, André, Wim, Gerard en vader Gerard Boekel

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2012 | | pagina 11