"Een tuinder, maar bovenal een hardloper" Hij was een begrip in de atletiekwereld. In dit slot ziet u het verdere verloop van een atletiekfanaat. Hij was in veel bioscopen in geheel Nederland veelvuldig te aanschouwen op het Polygoonjournaal. Jan Keesom was een eenvoudig mens, maar een atletische grootheid. Een oogst tegelijk. Samen met Frans Kunen kwam Jan Keesom in 1959 uit op de interland tegen Engeland in St. Helens, waar ze het op de drie mijlen af moesten leggen tegen de Britten. Het landenduel tegen Frankrijk liep beter af. Jan Keesom werd tweede op de tien kilometer. Tijdens de Cross der Azen, onderdeel van de Cross du Soir in Brussel, werd hij vijfde en eerste Nederlander. Dat was voor de Nederlandse ambassade reden genoeg om hem een speciale plaquette uit te reiken. Die winter volgde hij een trainingsschema van Jo Moerman om, zoals hij zelf schreef, een flinke sprong vooruit te maken. Dat schema hield in dat hij tot maart afwisselend twee dagen één tot anderhalf uur interval- training deed en dan een dag rust nam om in vorm te zijn voor het baanseizoen. De resultaten in 1960 zijn er aanvankelijk ook naar. In de modder van Enkhuizen bewees hij opnieuw dat het zware werk hem goed afging. Tijdens de Nederlandse crosskampioenschap pen in Best is Frans Kunen hem weer te snel af, maar zijn tweede plaats was eervol en zijn toegangsbewijs voor internationale crosswedstrijden, onder andere die in Praag. Dat voorjaar kwam hij in Leipzig als zesde over de finish en versloeg hij zijn oude rivaal Ronald Spierenburg tijdens de internationale Midvastenloop in Hengelo. Zowel in Heiloo als in Amsterdam versloeg hij streekgenoten: Ben Gieling en Jan Wit. In het Oosterpark in Amsterdam won hij met gemak de loop die door A.V. '23 werd georganiseerd. Ook werd hij derde op de vijf kilometer tijdens internationale wedstrijden in Rotterdam. Tijdens de eerste naoor logse landenwedstrijd tegen Duitsland, die in juni in Frechen werd gehouden, haalde hij de zesde plaats op de tien kilometer. Hij verscheen die maand ook aan de start in Forbach tegen Frankrijk, in Halle tegen de DDR en in Luik tegen Zwitserland en België. Tijdens de Nederlandse kampioenschappen in september 1960 werd hij kampioen op de 10.000 meter, maar deelnemen aan de Olympische Spelen die dat jaar in september in Rome werden gehouden, zat er niet in. In een interview met het Vrije Volk zei hij dat het door zijn werk praktisch onmogelijk was om in de zomer voor wedstrijden te trainen, met andere woorden: hij kon niet tegelijk oogsten op het land en op de atletiek baan. Hij leek zich daarmee te verzoenen. De winter was voor hem het beste loopseizoen, omdat het landwerk dan praktisch stil lag. Dat jaar werd hij dertiende tijdens de cross du Soir in Brussel. Aan het eind van dit topjaar kreeg hij van de KNAU een prestatiespeld uitgereikt De aantrekkingskracht van de cross-country. Uit een artikel dat in 1960 in het tijdschrift Vizier verscheen onder de titel „Atletiek in haar oorspronke lijke vorm" bleek dat Jan Keesom heeft behoord tot de pioniers van de cross. Pas in 1950 waaide deze vorm van hardlopen over uit België en volgens de schrijver van het artikel Ton Pauke heeft het lang geduurd voordat deze tak van atletiek geaccepteerd werd. Men vond het heel lang een te zware belasting voor de spieren en pezen van de atleten. Een paar keer per winter kon geen last. Afscheid van een „crack" Met veel crossen in zijn benen deed Jan Keesom de laatste jaren als wedstrijdatleet het nog heel aardig op nationaal en internationaal niveau. In 1961 won hij opnieuw de Oosterparkloop. Ook op de bekende wedstrijden in Amsterdam Noord en Velsen was hij nog veruit de sterkste. In 1962 kwalificeerde hij zich opnieuw voor de cross van Le Soir in Brussel en ein- DEEL 3 Atleet Jan Keesom Pim Mulierloop in Velsen, oktober 1961.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2011 | | pagina 14