mannen konden weer naar het land en de tuin. Hein
kreeg ook weer zin in zijn werk en met zijn vriend
Johan, waarmee hij goed kon opschieten, maakten zij
samen al plannen voor de toekomst. Johan Bes kwam
uit Tuitjenhorn. Bij hem thuis was het ook geen vetpot,
maar bij wie was dit wel? Toen werd ook al gesproken
over landen, waar het beter was en waar je veel meer
kon verdienen dan hier. Zo hadden zij Duitsland op het
oog. Deze plannen en gesprekken met andere jongens
bezorgden hen door het werk onder de mensen
allerhande rooskleurige beelden, net zoals wij hier in
de jaren vijftig hadden. Maar na verloop van enige tijd
werden deze plannen gewijzigd en wel omdat er naar
de meisjes werd gekeken. Deze dingen gebeurden
zonder dat een mens het zichzelf bewust was, want
het was de roep van de natuur. Dat waren dan de
lentekriebels, want dit gebeurt vaak in het voorjaar. In
die tijd werden ook de meeste huwelijken gesloten.
De grote schoonmaak was aangebroken Er kwam
weer werk voor de timmerman en de schilder vanwege
het onderhoud van huis en haard. Op de boerderijen
kwamen de nieuwe knechten en dienstbodes of dienst
meiden. Zo geschiedde dat ook bij de familie Druiven,
die een nieuw meisje had aangenomen. Haar naam
was Geertje. Zij werd gebracht met een rijtuig vanaf
het station van Castricum. Zij had een paar koffers en
een tas mee. Het was duidelijk dat ze niet te logeren
kwam. De jongens hoorden dat zij Geertje heette en
hulp werd in het huishouden. Een paar dagen later
hadden de jongens vernomen dat ze de dochter van
een koster was uit het dorp 't Veld. Waar dat lag wist
Johan zo ongeveer wel. Dat moest in de buurt van
Nieuwe Niedorp zijn. De anderen hadden nog nooit
van dit dorp gehoord. Johan kwam uit Tuitjenhorn en
had wel eens van deze plaats gehoord. De pastoors
hadden vermoedelijk contact met elkaar gehad en
gepraat over hulp in de huishouding. Baas Druiven
stond zeker wel in een goed blaadje bij de pastoor van
Limmen. De pastoors waren indertijd wel studievrien
den geweest, vandaar die contacten. Vergeet niet dat
er nog geen telefoon was. Alles ging per brief of via
de vrachtrijders. In noodgevallen werd een telegram
gestuurd. Hein en zijn vriend begonnen ook al plan
nen voor de toekomst te maken. Ze hadden immers
het vak al aardig onder de knie. Baas Druiven liet ze
ook hier en daar zelfstandig werken zonder dat hij
toezicht op het werk hield. Zo gebeurde het dat Hein
verkering kreeg met Geertje, de dienstbode van de
familie Druiven. Hij is toen een paar keer op bezoek
geweest bij haar vader en moeder in 't Veld. Hein had
vernomen dat in dat dorp al een schilder was, maar in
het naburige dorp Waarland niet. Bovendien waren er
plannen voor een nieuwe kerk en een uitbreiding met
enkele woningen in dat dorp. Toen heeft hij daar eens
rondgekeken en zo links en rechts informatie ingewon
nen. Hij wilde weten of daar ook al een timmerman
was gevestigd, want een timmerman en een schilder
werkten samen bij het onderhoud en nieuw werk.
Vaklui konden niet buiten elkaar, net zo min als de
pastoor en de dokter. Nadat hij zo links en rechts zijn
inlichtingen over de omgeving en het dorp had, zag
hij de mogelijkheid om een bedrijfje te gaan begin
nen. Timmerman David van der Gulik woonde er en
ook smid Doris Annes. Die liet het lied van de arbeid
op zijn aambeeld horen, als daar een paard werd
beslagen. Als de baas, waar je werkte en je opleiding
had gekregen, je een volwaardig vakman vond, dan
adviseerde hij je om ergens zelfstandig een bedrijfje te
beginnen of ergens een baas te zoeken die een knecht
kon gebruiken. Zo kon hij dan weer verder gaan met
een paar nieuwe leerlingen. Vroeger waren het leer
lingen en nu zijn het stagelopers, maar alle twee zijn
goedkoop voor de baas. Het was in die tijd zo dat je
geen zak met diploma's nodig had. Is tegenwoordig al
die jaren studie overbodig? Wat is goed en wat niet?
Waarland was een dorp met vooruitzichten, vooral
nu er een zelfstandige parochie werd gesticht. Een
geschikte gelegenheid werd gevonden bij weduwe
Groen, Aaltje Brussel. Nu woont in dit huis, waar
Hein begon, Adriaan Haring. Daar had Hein een goed
kosthuis. De kooldars, die wel heel klein was voor een
werkplaatsje, was toch een mooie gelegenheid om
te beginnen. Erg veel ruimte was daar niet, maar het
meeste werk was toch aan huis bij de klanten. Van de
„kouwe" kant, de familie Bruin, kreeg hij dan ook alle
steun en Bruinen waren er genoeg in de omgeving. De
mondreclame deed de rest.
Hein werd ook lid van de rederijkerskamer, die onder-
gebracht was in de Posthoorn bij Cor Ophem, maar
ook in Zijdewind in het café Landmans Welvaren, waar
de kastelein de naam Bruin had. Of dit ook familie
was, weet ik niet, want er waren zeer veel mensen met
de naam Bruin. Tijdens de kermis en andere festivitei-
Rechts op foto café de Posthoorn te Waarland. Op de achtergrond
winkel en woning van Van Ophem.
Uitg. W. D. Nie^tadt Zoon.