geweldig mooi resultaat, maar het was zwaar werk. Er waren ook andere onderdelen in dit vak, zoals het schilderen van hout- en marmerimitatie. Dat gaf veel voldoening, vooral als er hier of daar een deur, deken kist of een kast geschilderd moest worden in de een of andere houtsoort. Je kon je dan uitleven met klossen en spiegels. Deze vaktermen waren de tekeningen in het hout. Zo ging de zomer voorbij. Baas Co Druiven was een zeer goed vakman en had ook nog andere hobby's. Hij was organist in de parochiekerk, dirigent van het zangkoor, een zeer goede portretschilder en ook nog een verdienstelijke fotograaf. Toentertijd was hij een tovenaar, omdat hij het ontwikkelen en afdrukken zelf deed. Fotograferen ging toen nog op glasplaten. Zijn portret- en land schapschilderijen waren zelfs in Den Haag bekend. Hij werd eens door het museum van Den Haag uitgenodigd om enkele doeken te restaureren. Dus dit was wel een mannetjesputter. Ook het behangwerk was voor de schilder een belang rijk onderdeel van zijn vak. In nieuwe woningen werd op een houten raamwerk tegen de buitenmuur linnen gespannen, waarop grondpapier werd ingeborsteld. Daarop werd het behang geplakt. Het doek spijkeren en spannen was een hele klus en bezorgde je zere vingers en een paar blauwe vingers, omdat je er nu en dan met je hamertje op sloeg. In die jaren werd in dit dorp een boerenleenbank opgericht, waar hij de kassier van werd. Zulke mensen waren goud waard en dat zonder universitaire of academische opleiding. In de wintermaanden werd onderricht gegeven over kwasten, over opbinden en over het onderhoud van het gereedschap. Dat was toen een zeer belangrijk onderdeel van het schildersvak. Ook letters zetten en het hout en marmer schilderen waren belangrijke vakken. Veel tijd werd er besteed aan het malen van de verfstoffen om weer voorraad te maken voor het volgende seizoen. Het malen van het loodwit en zink was een geestdodend en zwaar werk. De gehele dag moest je de zware verfmolen met de hand draaien. Hoe krapper de vijzel aangedraaid werd, hoe fijner de verfstof werd en dat moest het ook worden. Met de wrijfsteen op een marmeren plaat moesten de kleurstoffen fijn gewreven worden voor het op kleur maken van de verf. Al deze stoffen, zoals het loodwit, zinkwit, zinkgroen, gele joker en alle anderen kleur stoffen kwamen in poedervorm binnen en daar moest de schilder mee werken om er een lekker verfje van te maken. Vermoedelijk was het in deze tijd dat Hein het een beetje zat werd en thuis een balletje opgooide en zei dat hij toch liever de kant van de tuinderij opging. In de winter op de zolder slapen onder de kale dakpannen, waar de sneeuw wel eens door de kieren op je dekens kwam, was natuurlijk geen pretje. Maar vader Van der Eng zei: „Jongen, je hebt hiervoor gekozen en lieve koekjes worden niet gebakken. Je hebt een goed kosthuis en heel goede mensen zorgen voor je. Dus niet zeuren, je wou dit zelf." Nu moet ik toch maar doorbijten, dacht Hein. Nadat hij zijn vriend had gesproken, die ook voor dit vak in opleiding was, ging het weer wat beter. De winter kwam ook weer aan zijn eind en zo hier en daar kwamen de sneeuwklokjes boven de grond en de eerste winterakonietjes lieten zich zien met hun verblindende gele tinten. Het werk bij de klanten thuis begon ook weer wat op gang te komen. De huisvrouwen kregen de schoonmaakkriebels en de \Jrj u \sJFfa xp :!V Getekende impressie van het kosthuis van Hein van der Eng thans woning van Arie Haring.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2011 | | pagina 11