De naam Strobuurt is vermoedelijk ontstaan doordat de gehele buurt een rieten dak had. Vroeger noemden ze het een
strodak. Als er in die buurt iemand ernstig ziek was, dan werd er op het wegdek ook wel eens een laag stro gelegd om
het geluid te dempen van de ijzeren wagenwielen die over het wegdek van grind en puin reden. Hierdoor kan natuurlijk
ook deze naam zijn ontstaan. Wie het weet, mag het zeggen.
V f W//$ "'//z/y/v// 77
Al stond de pan met bruine bonen op tafel en het En
gel des Heren was afgeraffeld, dan gebeurde het wel
eens dat je tot de ontdekking kwam dat de stroopkan
leeg was. Op een draf ging je dan naar de buurtwinkel.
Dat was toen geen probleem. Onder de middag werd
je ook nog geholpen en de dichtstbijzijnde kruidenier
was hooguit honderd meter lopen. Zoals u al in de
vorige aflevering kon lezen, hadden we voldoende
kruideniers. Ze konden je aan alles helpen, niet alleen
aan levensmiddelen, maar ook aan drogisterijartikelen,
tabak, klompen, petroleum en bij sommigen ook nog
aan veevoeder. Al was het zondag en de sigaren van
vader waren op, dan ging je even achterom en na de
middag kon de jeugd in de winkel zijn zondagse centje
besteden aan wit op zwart, een lolly, een zoute lap en
ook soms aan een gelukstoffee. Dit was echt centen
werk en toen had men zelfs nog halve centen. In die
tijd werd er wel eens gezegd: hij valt over een cent.
Na het vorige stukje dat ik over het winkeltje van
Casper Plijter had geschreven, was ik een op de
achtergrond geraakt winkeltje vergeten. In de brief van
de familie Reezelman werd ook nog het café ofwel
de verlofzaak genoemd van Guurt Houtman. Dit was
een cafeetje, maar daar was ook een winkeltje bij.
Hier ben ik na enig speurwerk achtergekomen. De
Strobuurt was dus ook goed voorzien van dranken
en levensmiddelen. Naast dit pand was een houder
van varkensberen en aan de weg stond een heel klein
woninkje en erachter een flinke schuur met varkens
hokken. De familie Castricum heeft hier een mooie
woning laten bouwen in de jaren tachtig. De schuur
werd omgetoverd tot werkplaats en garage. Dit is nu
nummer 21.
Een stukje verder aan de overkant woonde Van der
Fluit, die de mensen van dienst was met het dagelijkse
brood. Dit werd een kouwe bakker of kouwe stoet
genoemd. Zelf had hij geen bakkerij, maar kocht het
brood bij de bakkers om het uit te venten. Met een
jute zak op de rug liep hij zo langs de verder afgelegen
boerderijen en woningen. Door het brood door te
verkopen kon hij zijn eigen brood verdienen. Het zal
allemaal wel grabbel en centenwerk geweest zijn of
zelfs halve centen, een gangbare munteenheid die tijd.
Bij het huis had hij ook nog een klein bouwerijtje, maar
2
De Strobuurt
Deze tekening geeft een beeld van de huizen met strodaken begin 1900. Deze woning was van Piet Koomen. Nu de woning van Th. Castricum