kon zonder problemen de noordelijke vleugel van het
bruggenhoofd innemen. Plotseling klonk vanuit een
school plechtig het „Stille nacht, heilige nacht", maar
het vuren ging die nacht door. Vanaf het begin van
1948 was het wel gedaan met de eentonigheid en de
sleur van de voorbije tijd. Voor Gerard en zijn collega's
werd het een maandenlang durend gevecht tegen de
querilla's. Er was geen rust meer, ook niet meer voor
de 4e compagnie in Modjoagoeng, die de weg naar
het achterland open moest houden. Uiteindelijk na
maanden strijd met de T.N.I. beheersten de grenadiers
in juli de Kedirivallei. (Tentara leger, Nasional Indone
sia). Wegen en bruggen werden hersteld, er kwamen
nieuwe bedrijven, de werkgelegenheid nam toe en
daarmee het inkomen van de koelie.
Het was 4 februari1949 als de motoren van de
rupsbandwagens om 21.00 uur werden gestart. De
commandant haalde de laatste orders en daarna
zetten de carriers zich in beweging. Men stopte
alleen nog maar om pionier De Bruyn op te halen, die
in de voorste wagen ging zitten. Via de hoofdstraat
van Kediri ging het richting Ngadiredjo. Aan de rand
van de stad gooiden Gerard Buren en zijn kornuiten
het laatste eindje sigaret weg. Nog een maand en
dan mocht Gerard naar huis; eindelijk terug naar
Nederland. De wagens met een onderlinge afstand
van 100 meter reden met en snelheid van nog geen
15 km door de duisternis. Bij elk verdacht plekje werd
gestopt. Meestal was er niets aan de hand. De grena
diers achter in de carriers turen het zijterrein in met de
vinger aan de trekker. Opeens was er bij de voorste
carrier een enorme vuurzuil met een ontploffing die de
grenadiers nog niet eerder hadden meegemaakt. De
bren van de voorste wagen begon te ratelen. „Geluk
kig", dacht men in de tweede en derde wagen, „er is
tenminste nog leven." Vanuit de voorste carrier werd
er om hulp geroepen. „Kom even helpen, want het is
ernstig." Toen de soldaten dichterbij kwamen, zagen
ze dat er een bom was afgetrokken. Pionier De Bruyn
was op slag gedood en Gerard Buren was bewuste
loos. Boven zijn ene oog had hij een diepe wond, die
zo goed mogelijk werd verbonden. Uit de duisternis
klonk nog steeds schoten,
maar de bren hield de vijand
op afstand. De beschadigde
carrier bleek nog te kunnen rijden. Er werd besloten
om zo snel mogelijk terug te keren naar Kediri. Aan de
ene kant van de wagen werd De Bruyne gelegd en aan
de andere kant vond men een plaatsje voor de zwaar
gewonde Gerard Buren. Gerard Koning bleef bij hem
zitten en steunde zijn hoofd. Gerard haalde moeilijk
adem en bloedde hevig. Toen Kediri in zicht kwam,
overleed Gerard. Hij was niet meer. De slachtoffers
werden naar de verbandplaatsafdeling gebracht en
de ontdane collega's gingen naar huis. Daar zagen ze
het veldbed van Gerard Buren, dat voortaan leeg zou
blijven.
Brugcarrier
Enkele dagen na het overlijden van Gerard Buren werd
via het ministerie van defensie de burgemeester van
de gemeente Oude Niedorp op de hoogte gebracht.
Pastoor M. J. van der Burg werd ingelicht, maar die
vond dat kapelaan C. A. Rijk het overlijden van Gerard
wel aan de familie kon vertellen. Op die zondag na
de drie missen reed de kapelaan op zijn fiets naar
Zijdewind. Bij de achterdeur stapte hij af en ging naar
binnen. Vader Niek voelde onmiddellijk aan dat er iets
ergs was gebeurd. Hij vroeg meteen: „Leeft hij nog of
Gerard is de volgende dag begraven
bij dit kerkje in Kediri
Inzet: Grenadier Gerard Buren