Zuks vertel je niet: zegeningen van het heden
Een wat ouder echtpaar uit ons dorp geniet al jaren van de zegeningen van deze tijd: de AOW, een pensioentje
en ook een aantal dagen gratis reizen met de trein. Om die kaartjes te verzilveren hadden ze een dagje gepland
naar„Nou ja, we zien wel", hadden ze tegen elkaar gezegd. „Eerst maar naar Amsterdam."
De man stopte de treinkaartjes in zijn binnenzak en
30 euro in zijn knipje. Daar zouden ze het vandaag wel
mee redden: een koppie bij een broodje en misschien
nog een kop soep. „Eten doen we thuis wel weer",
hadden ze gezegd. Vol goede moed reden ze in hun
autootje naar het station in Schagen. Het stel liep rustig
van het P+R-terrein onder de tunnel door richting het
stationsgebouw. Onderweg werden ze voorbijgelopen
door wat gehaaste mensen.Verdorie, zou het dan toch
al later zijn dan ze dachten?
De man ging naar de kaartjesautomaat voor een
stempeltje, maar dat lukte niet zo goed. Hij werd wat
zenuwachtig van dat gedoe, kaartje achterste voren of
onderste boven. „Ga jij nu maar eerst", zei ie tegen een
jongedame die achter hem duidelijk stond te stressen,
want de trein rolde inmiddels binnen. „Ga jij maar
alvast in de trein een plaatsje zoeken", zei hij tegen zijn
vrouw, „ik kom zo." Maar ja, dat kaartje flapte nog een
keer dubbel en nog een tweede keer. Eindelijk printte
de automaat de datum op het kaartje.
Op een draf ging hij naar de trein. Zijn vrouw stond
voor het raam en wenkte hem. Hè, hè hij was bij de
deur. Op dat moment hoorde hij een fluit en de deur
flapte voor zijn neus dicht. Enkele seconden later zag
hij zijn vrouw langzaam voorbijkomen. Die keek zeer
verbaasd en verdween ke-deng-ke-deng al sneller
uit het zicht. Nou ja, hij had een kwartier de tijd om te
bedenken wat er nu moest gebeuren eer de volgende
trein weer zou vertrekken. Hij besloot om dan op het
station van Heerhugowaard uit te stappen en hoopte
dat zijn vrouw dat ook gedaan had. Hij ging haar te
zoeken, maar waar hij ook keek binnen of buiten, er
was geen vrouwtje te zien. „Die is dan vast alweer met
de eerste de beste trein teruggegaan naar Schagen",
bedacht hij, „want alleen naar Amsterdam dat doet ze
beslist niet." Hij besloot dat ook te doen, maar weer in
Schagen aangekomen was er geen vrouw te zien. De
man die zich nog wel eens behoorlijk over sommige
dingen kon opwinden, bleef nu uitermate rustig en
besloot om met de auto naar huis te gaan en dan eerst
maar eens een koppie te doen
„Man, doe niet zo druk. Nou ja, je wordt ook nerveus
van al die moderne apparaten. Waarom is er niet ge
woon een conducteur die dat kan regelen. Inderdaad,
ik ga alvast de trein in, want dan hoef je op mij niet
meer te wachten. Waar blijf je nou? Straks vertrekt die
trein en zit ik hier alleen. Gelukkig, daar loopt ie langs.
Dat is op het nippertje. Wat? Zie ik hem nu nog op het
perron staan? Nee toch hè. Dat zal wel verbeelding van
mij zijn. Hij komt zo wel naast me zitten. Op het station
van Heerhugowaard zal hij mij wel niet vinden, maar
op het station van Alkmaar-Noord is het een kale boel.
Alkmaar centraal, daar moet ik er toch maar uit, want
anders raak ik nog verder van huis.
„Goedemorgen mevrouw, zo te zien staat u er een
beetje verloren bij. Kan ik u ergens mee helpen?"
„Nou conducteur, mijn man en ik wilden vandaag onze
vrijreizendag besteden en naar Amsterdam gaan, maar
nu sta ik hier al een half uur op hem te wachten, want
hij heeft de trein vanuit Schagen gemist." „Dan belt u
hem toch gewoon even met uw mobieltje." „Sorry, die
heb ik niet." „Wij van de NS zijn de beroerdste niet,
dus mag u de mijne wel even gebruiken."
„Dat heeft geen zin, want mijn man heeft er ook geen.
Hij zegt altijd: als je zo'n ding nodig hebt, is er altijd
wel iemand in de buurt met zo'n ding op zak en die
geef je dan een euro voor het gebruik en klaar is
Kees." „Dan neemt u toch een kopje koffie, mevrouw
en wacht u nog even." „Dat wachten gaat wel, maar
de koffie niet. Mijn man heeft vandaag de knip mee,
dus sta ik hier met lege handen." „Wij van de NS zijn
de beroerdste niet, dus bied ik u een gratis kopje koffie
aan. Dan kunt u daarna terug naar Schagen." „Nou,
dat is ook een probleem, want mijn man heeft de
kaartjes in zijn zak en ik mag niet zonder reizen, neem
ik aan." „Wij van de NS zijn de beroerdste niet. Ik moet
toch naar Den Helder. Als u even wacht, mag u gratis
met mij mee tot Schagen. Hopelijk vindt u daar uw
man weer en anders neemt u gewoon een taxi." „Dat
is leuk bedacht, maar ik heb geen geld en mijn man
heeft ook de huissleutel op zak. Dan moet ik zeker
naar de buren om geld voor de taxi te lenen. Ze zien
me aankomen. Nee, dan ga ik maar lopen. Dat is wel 8
km en dat op mijn leeftijd." In Schagen was haar man
niet te vinden. Dat werd dus tippelen.
De koffie was op en er was nog geen telefoontje ge
weest. Wat nu? „Ik ga maar weer met de auto naar het
station van Schagen. Wellicht dat ze daar weer komt.
Wat zie ik daar halverwege huppelen? Mijn vrouwtje!
Dat is stoer. Ik ga omdraaien en zal haar meenemen."
„Voor ik instap, wil ik één ding zeggen. We gaan niet
kwaad worden of elkaar verwijten maken. Ik heb
ondanks alles een mooie dag gehad. Ik heb veel
beleefd en het heeft weinig gekost. Moeten we vaker
doen, zo'n dag vrij reizen.
Gniffelend zijn ze naar huis gereden.