Piet Brink had voor zichzelf een stuk land voor de teelt van bollen. Ik mocht in de peltijd 's middags bollen pellen, waarbij ik dan minstens acht tot tien gulden per week kon bijverdienen. Het pellen duurde drie tot vier weken, zodat ik een leuk bedrag bij elkaar spaarde. Daar werd dan kleding voor de winter van gekocht. Aan het eind van de bollentijd was Piet wel in voor een geintje en daagde mij uit om in een overall naar Leegwater te gaan om de vrachtbrief in te leveren. Ik moest wel langs de kerk en ook, en dat was veel erger, langs de pastorie. Die weddenschap nam ik aan want dat leverde mij nog eens vijftig cent op. Degenen die pastoor Van der Burg nog herinneren, we ten waar hij altijd zat: voor zijn raam boven, zodat niets hem ontging. Toevallig kwam Truus Leegwater eraan, zodat we samen opliepen: zij in een jurkje en ik in de gewraakte overall. Ondanks mijn bravoure kneep ik hem toch wel een beetje, maar wie A zegt... Juist, doorlopen. 's Avonds was er een vergadering van de kerkmeesters met de pas toor. Arie Molenaar kreeg van de pastoor vreselijk op zijn kop en zaterdags stond het volgende in het parochieblad. Verwildering van zeden om een weddenschap. Twee dames parochianen, waarvan een in een overall, flaneerden zonder blikken of blozen langs kerk en pastorie. Zij was een weddenschap aangegaan voor het luttele bedrag van 50 cents om een vrachtbrief voor bol- lenvervoer bij Leegwater af te geven. Zonder op of om te zien keerden ze lachend terug. Schande, ook de uitdaagster tot deze fraaie weddenschap moge dit voor gezegd houden. Ik herinner me nog altijd hoe Marie schaterde, als het ter sprake kwam. Toen ik het artikel in handen kreeg en het had gelezen, schreef ik netjes Piet Brink een bedankbriefje aan de eerwaarde heer pastoor met de volgende tekst: „Be dankt voor het plaatsen van het drama in het parochie blad." Ik ondertekende het briefje met: „Slachtoffer en uitdager van de weddenschap." Als deze pastoor zou kunnen zien hoe de dames er tegenwoordig bijlopen, dan was bij mij de schande toch maar mooi bedekt. Dat laatste had Arie tegen de pastoor durven zeggen. Ik had vijftig cent extra! Niet lang nadat ik dienst was gekomen bij Arie Molenaar brak de oorlog uit. Tijdens de eerste oorlogsdagen kwam er een heel leger mensen uit Amersfoort. Zes personen werden bij de kerkmeester ondergebracht. Hij bewoonde tenslotte een boerderij aan het pad tegenover de kerk en die stolp werd niet meer als zodanig gebruikt. Er was dus ruimte genoeg. Na de capitulatie gingen deze mensen weer terug en na verloop van tijd dienden de Helderse evacué's zich aan. Bij de familie Brouwer in het café tegenover de kerk streek de familie Van der Maas neer, net zoals Cees en Alie van der Herik met hun kinderen. Cafébaas Jan Brouwer had volgens mij familiebanden met het gezin Van der Maas. We hadden in die tijd een korfbalclub „De Zwaluwen" en die had toen al gauw Karel van der Maas bena derd om de club te trainen. Ook ik heb een aantal jaren bij die club gespeeld en dat moest altijd na het voetballen gebeuren. Als we een thuiswedstrijd hadden, kleedden we ons om in de boet van Brouwer. We gingen op de fiets naar de uitwedstrijden, waarbij 't Zand en Heerhugowaard wel zo ongeveer de verste uitwedstrijden waren. DEEL 2 Op bezoek bij Guns Schong-van der Stoop

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2010 | | pagina 22