Arie freest in de wegenbouw. voeren om 's avonds naar huis te rijden, maakte plaats voor een auto. De zonen van Arie waren wel eens verwonderd wanneer zij samen met vader bij Kwartje Koffie gingen opsteken of bij de Uiver als ze richting Rotterdam gingen, omdat iedereen Arie groette en hem kende. Deze jongens werden ook al vlug handig met sleutelen. Als de grond hard en droog was, moesten om de drie dagen de messen vernieuwd worden. Wanneer vader ging eten, werden binnen een uur 48 messen verwisseld. Vader Arie hoefde ze alleen maar even na te trekken en kon zo weer verder. Deze frees messen werden met de hand gesmeed bij Wissekerk in de Oudeveer. Deze man was hierin een specialist, heb ik vernomen. Bertus Post heeft ook een poos bij Goudsblom de gelederen versterkt en als het druk was, werd er niet op een paar uur gekeken. Zo is een uitspraak van deze man bewaard gebleven. Als hij laat thuis was gekomen en er werd gevraagd of het gisteravond laat was geworden, gaf Bertus als antwoord: „Dat mag je wel zeggen, ja, de piepers lagen al in het kippenhok." Ook Arie Mak, Piet Stoop en Bert Spaansen hebben bij Goudsblom gewerkt. Hans Kooijman vertelde dat de jeugd in 't Zand al dagen ervoor onrustig werd als Goudsblom kwam te frezen. Het was gewoon een belevenis en een feest om dat monster te horen en te zien. Niet alleen die machine was bijzonder maar ook de man die er op zat. Die had tegen de stof een grote bril op en begroette de jongens met een brede smile op zijn gezicht. In 1961 werd in samenwerking met de firma Nieu- wenhuizen uit Dirkshorn de laatste freesmachine gebouwd. Eerder was bij diezelfde firma een rood monster gebouwd. Deze machine deed zijn naam eer aan. Deze „Blauwe Engel" was beter in balans en had vierwielaandrijving. Een dieselmotor van Ford met 120 pk en 4 x 3 versnellingen zorgden voor een enorm vermogen. Bovenop stond een echt stalen cabine die zo goed als stofdicht was. Dit apparaat werd vaak gebruikt in de wegenbouw, want ook hier was de naam en faam van Arie doorgedrongen. Over een zandbed van dertig centimeter werd door de tuinders uit de buurt drie centimeter cement met de hand verdeeld. Met een lage rijsnelheid en hoog toerental werd dit goed gemengd en er werd tegelijk water bijgevoegd. Daarna was er werk voor de wals, zodat het stampbeton was geworden dat uitstekend geschikt was voor de aanleg van wegen. Zo zijn door Arie vele verkavelingwegen gemaakt, o.a. in Obdam, Spierdijk, Geesterambacht, in Friesland en rond Venlo. Hij werd ook gevraagd om diverse snelwegen rond Arnhem aan te leggen en ook voor de start- en landingsbanen op het vliegveld van Leeuwarden. Zo heeft hij veel werk verzet en dit altijd gedaan tot volle tevredenheid van de hoge heren. Vader Arie had net een nieuwe auto aangeschaft, een Vauxhall, en Wim, die pas zijn rijbewijs had, kreeg het idee om het inruiltje van pa terug te kopen. Dat is hem nog gelukt ook. De appel valt niet ver van de boom, zo vader, zo zoon. Hij had het idee om samen met broer Gerard er een sportwagen van te bouwen. De gehele bovenkant werd er afgezaagd. Dat was vreselijk zwaar en vermoeiend werk, want de slijpschijf was nog niet uitgevonden. Maar de Goudsblommetjes waren er wel, dus u begrijpt dat dit plan moest slagen. De heren zagen zichzelf al toeren in een blitse sportwagen langs 's heren wegen. Vader, die onder de middag thuis kwam om te eten, zag dit even aan en vroeg wat dit moest voorstellen. Na uitleg van zijn kroost heeft hij ze erop gewezen dat het onverantwoord en gevaarlijk was, want deze wagen zou zo doormidden breken. „Dat bestaat niet", zei Wim, „want ik las het wel vast bij de deuren. Arie ging naar binnen om te eten. Even later kwam ook Gerard aan tafel. „Waar bleef je nou", vroeg vader Arie, „want je eten wordt koud?" „Ik moest nog maar een klein stukje zagen en nu is het klaar", zei hij tegen vader. Arie keek naar zijn jongens, zei niets en gaat dadelijk na het eten naar buiten. Hij start deze gevaarlijke wagen, legt een steen op het gaspedaal en liet de auto zo de ringvaart inrijden. Hij zei verder niets en ging zo naar zijn werk. Een trekker met vier even grote wielen noemden ze een vierpoter. Alle vier wielen werden aangedreven en waren ook bestuurbaar. Aan de voor- en achterkant zat een trekbalk met een tweescharige ploeg. Beide ploegen konden afzonderlijk met een kabel omhoog getrokken worden en ook afzonderlijk kon men ze laten zakken. Dat was een zeer vernuftig systeem. De trekker hoefde men aan het einde van de akker niet te keren. Je moest wel even het stuur aan de andere kant zetten. „Waarom al die drukte van keren, zo kan het ook", zei Arie. De jongens hebben met verwondering en ook met veel pret oude rekeningetjes doorgekeken. Van smid Hoebe: lek gezocht, maar niet gevonden: f 2.-. Uitlaat

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2009 | | pagina 14