Arie Goudsblom: de nieuwe Willy Wortel? Arie was eens thuis aan het sleutelen en moest ook op zijn kinderen passen, omdat moeder Trien naar de stad was voor benodigdheden voor het gezin. Hij kwam tot de ontdekking dat hij iets dringend nodig had van een bedrijf in Midwoud. Toen vroeg hij aan een buurjongen, die thuis was wegens vakantie en voor leraar studeerde: „Wil jij dat even voor mij halen, dan mag je mijn motorfiets ge bruiken." „Nu dat wil ik wel, maar echt gereden op zo'n ding heb ik nog nooit", antwoordde de jongen. „Dat gaat gauw genoeg", zei Arie en legde duidelijk uit dat het een versnelling was met een pookje en een Villiersmotortje, dat dus bijna het zelfde was als het tuffie van zijn oom. Hij had hem achter het huis daar wel eens op zien rijden. Cees maakte even een proefritje tot de kerk en zei dat hij het wel durfde. Arie heeft hem uitgelegd waar hij moest zijn en gaf de raad dat als hij een politie zag hij maar gewoon moest doorrijden of een andere weg moest nemen. Voor het spuitwerk had hij een machine in het hoofd, die een grote, brede strook kon spuiten. Dat moest onder een geweldige druk gebeuren en er was daarom een enorm grote tank nodig. Hoe hij dit moest verwezenlijken, had hij in het hoofd en besprak dit met zijn vriend Thijs Hoebe. Voor deze machine moesten er wel onderdelen komen, maar daar Arie zo links en rechts zijn connecties had, was het idee geboren om bij de dump van het leger te gaan kijken. Met het oude Fordje van Slijkerman, een klein vrachtwagentje met een bruine cabine uit de jaren dertig, werd de reis ondernomen. Om vier uur in de ochtend gingen ze met een trommel brood van start. Voor men daar was met de enorme snelheid van gemiddeld zestig kilometer per uur was de dag al aardig opgeschoten. Er was daar een enorme hoeveelheid legervoertuigen en ook lichte en zwaardere kanonnen. Voor Arie bestond dit paradijs uit zeer veel onderdelen. Daar bij de dump heeft hij goede zaken gedaan. In Middenmeer bij een mechanisatiebedrijf werd een sproeiwagen gebouwd, zoals Arie die wilde hebben. Deze sproeimachine reed op vier even grote wielen, die ieder afzonderlijk werden aangedreven en ook apart bestuurbaar waren. Zo reden de achterwielen in het zelfde spoor als de voorwielen. Op deze machine stond een tank met een inhoud van vijftienhonderd liter met roerspanen in de tank en sproeiarmen van wel 18 meter breed. Deze ma chine werd hoofdzakelijk gebruikt in de Wieringermeer. Behalve in het graan gebruikte men dit apparaat ook om aardappelen te spuiten. Dan moest de wielbreedte wel eens versteld worden. De aardappelen stonden op verschillende rugafstanden van 60 tot 70 centimeter. Er werden middelen gebruikt, zoals groeistof, Paration, D.T.T. en koper. Van koper werd je helemaal geel en de andere middelen waren ook niet aan te bevelen om er oud mee te worden .Op advies van de dokter die de nadelige gevolgen van deze producten voor zijn gezondheid had uitgelegd, bouwde hij het sproeiwerk af en legde zich meer toe op het ontwikkelen van grotere en sterkere freesmachines. Inmiddels was het gehele gezin verhuisd naar De Weel nadat de familie Portegijs was geëmigreerd. Hier werd het bedrijf ook uitgebreid en werden er nieuwere en zwaardere machines ontwikkeld. Het brommertje, dat eerder een uitkomst was om achter op de frees mee te Woonhuis en bedrijf. Deze foto met op de achtergrond de woonwagen van Gerard dateert van 1968. Sproeimachine in actie

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2009 | | pagina 13