heeft men in het verleden het samenwerken met
overheden, archeologen en planners van ruimtelijke
ordening als hinderlijk ervaren. Logisch als men
bedenkt dat, wanneer men iets van historische
waarde op het land vindt en vervolgens, zoals het
hoort, dat netjes bij de Rijksdienst van Oudheidkundig
Bodemonderzoek (R.O.B.) aanmeldt, er in een
enkel geval een beperking opgelegd wordt aan de
landman op zijn eigen grond. Ik denk dan speciaal
aan het bewerken van het land. Een maximale
ploegdiepte kan in dergelijke gevallen afgedwongen
worden, wanneer er een verstoring dreigt van de
ondergronds liggende voorwerpen van archeologische
waarde. Een logisch gevolg is dan weer dat het een
financiële waardevermindering van het betreffende
perceel teweeg kan brengen. Er zijn zelfs gevallen
bekend van het door de overheid weigeren van
uitbreidingsplannen van agrariërs, enkel en alleen
omdat er bij proefboringen oudheidkundig materiaal
in de bodem werd aangetroffen. Archeologie is dan
ook niet alleen het onderzoeken van de historie,
maar ook het beschermen ervan of beter gezegd: het
conserveren en bewaren van oude sporen in het land,
die een schat aan informatie bevat omtrent onze
geschiedenis. Het doel van het niet afgraven is het
bewaren voor latere generaties, die met hun dan
nieuwe en verbeterde techniek de onverstoorde
grond alsnog op hun eigen manier kunnen gaan
onderzoeken. Kort gezegd: een zorg voor later.
Hoe staat het nu met de akker van Sam de Boer
en wat voor status qua bescherming heeft deze
ondertussen? De bijlen zijn immers al in 1984
gevonden en aangemeld bij het R.O.B. We slaan er
de waardenkaart even op na en moeten vaststellen
dat deze akker geen bescherming van hogerhand
geniet! Helaas voor de mensen die speuren naar
de werkelijke geschiedenis van onze leefomgeving,
maar een geluk voor de betreffende akkerbouwer
die niet betutteld wordt met door de overheid
opgelegde restricties. De vele proefboringen, die
aan de hand van deze vondsten in 1984 door Frans
Diederik uit Schagen zijn gedaan, brachten geen
bewoningssporen aan het licht, met als gevolg dat
deze akker geen beschermende status kreeg.
De vuistbijl uit Zijdewind
Op een akker bij Zijdewind werd door de heer Hans
Stork uit Niedorp in 1980 een bijltje van donkergrijs
groenbruin gevlekte vuursteen gevonden. De lengte
is 70,3 mm en de dikte 24 mm. De breedte bij de
snede is als gevolg van recente beschadigingen
niet meer na te gaan. Datering: laatneolithicum,
standvoetbeker- of klokbekercultuur, ongeveer
2.500 v. Chr., coördinaten: 117100/528600. Na het
invoeren van de coördinaten geeft de computer een
akker aan, die gelegen is aan de Slootgaardweg met
twee opvallende overeenkomsten met de in 't Veld
gevonden vuistbijlen. Beide vindplaatsen zijn in een
polder en in de nabijheid van een molen. Alhoewel een
van de desbetreffende molens aan de Slootgaardweg
is gesloopt, staat de andere nog aan de ringsloot en
werd in 1980 weer voorzien van zijn wieken en in oude
glorie hersteld.
Sam de Boer
aan het schof
felen op zijn
akker.
Op de achter
grond zien we
de molen van
Alewijn Ott en
zijn vrouw Pie-
tertje Tuinman
in de Kostverlo
renpolder.
Watermolenaar Alewijn Ott, geboren op 09-04-1880 te Harenkar
spel en overleden op 08-04-1971 te Nieuwe Niedorp en zijn vrouw
Pietertje Tuinman, geboren op 03-09-1878 te Anna Paulowna en
overleden op 29-10-1968 te Nieuwe Niedorp.