Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
Een van de hoogtepunten in het seizoen van het plaatselijke zangkoor is de jaarlijkse fietstocht, die uitgezet
wordt door een vrijwilliger van het vorig jaar jubilerende kerkkoor. Vorige zomer fietsten we in de laatste
etappe van 't Zand richting Keins, toen we werden ingelopen door een tweetal mountainbikers, die volgens
mij van koersen wisten. Bij Keins aangekomen werden ze genoopt in te voegen tussen de lange sliert van
alten, sopranen, tenoren en bassen, die met hun kakofonie de totale breedte van het fietspad volop benutten.
handen schoon en zitten voornamelijk in de boeken
en archieven te neuzen. In een flits dacht ik aan de
vuistbijlen die Sam de Boer uit 't Veld tijdens het
schoffelen op de akker had gevonden en ik realiseerde
me tegelijkertijd dat deze sporter me weleens verder
op weg zou kunnen helpen met deze prehistorische
vondsten. Ik deed hem mijn verhaal. „Dat is bijzonder,
een vuistbijl in 't Veld", antwoordde hij nog uitpuffend
van het fikse aantal kilometers in de benen. „Dat is
een interessante vondst; die verwacht je niet in deze
contreien." „Nee, niet één, maar twee vuistbijlen op
dezelfde akker", ging ik door met mijn verhaal. „Dan
wordt het graven", raadde hij stellig aan. Ons koor
sloeg af richting Kolhorn
en hij stevende
rechtdoor bij de
rotonde van
Schagen, terwijl
hij nog eens
flink aanzette.
Dat wordt
graven, ja,
ja, mijmerde
ik, gekneveld
door
onwetendheid,
al verder
peddelend op
weg naar het
eindpunt. Ja, ja,
hou jij je handen
maar schoon.
Nu is het meestal
zo, dat de West-Friese
boer weinig op heeft met
archeologie in het algemeen. Dat is niet verwonderlijk,
omdat men hier in West-Friesland aan de ene kant
een grote mate van zelfstandigheid kent en die is,
naar de geschiedenis heeft geleerd, niet geheel
zonder slag of stoot verkregen. Aan de andere kant
Er kwam naast mij een voor mij niet bekend, maar wel
bezweet persoon fietsen. „Wat doe je normaal voor de
kost", vroeg ik hem monter. „Ik studeer geschiedenis
in Amsterdam", antwoordde hij. „Oh, een archeoloog
in spe dus, reflecteerde ik bijdehand. „Nee",
glimlachte de sportman, „een archeoloog heeft altijd
prut aan zijn handen. Wij daarentegen houden de
De prehistorische vuistbijlen van Sam de Boer op ongeveer ware grootte (augustus 1984)
Het materiaal is van dioriet, dat bestaat uit ongeveer 40% bioliet (donkere mica) en ongeveer 60 veldspaat. Het is oorspronkelijk mag-
matisch ontstaan, dat wil zeggen dat het gesteente ontstaan is door het stollen van magma. Het materiaal is vrij fijn en zeer gelijkmatig en
dicht opgebouwd, dus geschikt om te worden bewerkt. Dit gesteente komt uit Midden-Zweden. Vermoedelijk zijn de bijlen reeds in Zweden
vervaardigd en via jacht of handel in onze omgeving terechtgekomen.