MÉÉ
I M
Ook de zomerdijk bij Wognum was bezwe
ken. De bevolking probeerde te redden
wat er te redden viel. Koeien werden hoger
gelegen kerken ingedreven of werden naar
het hoger gelegen Zandwerven gebracht.
/-1 i-i
Watersnood
Er waren 3.000 mensen bezig om de dij
ken bij Niedorp, de Schermer en de Beem-
ster te versterken. Op 29 november had
men het gat dicht weten te krijgen maar op
sinterklaasavond brak de dijk op dezelfde
plaats weer door.
Een paar dagen later voer Herman met
een boot van Rustenburg naar Hoorn over
het ondergelopen land. Hier en daar werd
er op het land zalm gevangen! Kort na zijn
boottocht begon het heel hard te vriezen,
waardoor veel huizen die in het water
stonden, werden beschadigd. Nog meer
dijken begaven het door de werking van het
ijs. Zo liep heel Drechterland onder water. Er stond
25.000 ha. land onder water. Inwoners van Enkhuizen
hadden de poorten afgedamd, zodat zij droge voeten
hielden. Ook waren dijken in Waterland, Amsterdam
en in Zeeland doorgebroken. In diezelfde tijd versloeg
Admiraal De Ruyter de Franse vloot bij Messina, een
plaats in het noordoosten op Sicilië.
Pas op 21 januari 1676 slaagde men erin alle dijken
weer te dichten en in mei was het meeste land mede
door het mooie weer en met hulp van molens behoorlijk
gedroogd.
Ook in de zomer van 1676 was het weer van de kook.
Op 14 juli brak er een hevig onweer los met hagel-ste-
nen zo groot als kievitseieren. „Geen glasen bleven
ongeschent" en het koren op het veld was platgeslagen
en bedorven.
Herman was een van de initiatiefne
mers die de Staten van Holland, het
bestuur van de provincie Holland, toe
stemming vroegen om aan de Oyapoc,
een grensrivier tussen Frans Guyana
en Brazilië, een kolonie te stichten. Het
gebied daar zou zeer geschikt zijn voor
de teelt van suiker en tabak, waarmee
grote winsten behaald konden wor
den. In augustus 1676 benoemden de
Staten van Holland en West-Friesland
Herman tot lid van de Hoge Raad. Dat
noemde men in die tijd het bestuur van
de te stichten kolonie. Zijn benoeming
leverde hem 1.200 gulden per jaar op.
Na 30 jaar trouwe dienst
bedankte Herman in
september daarom de
heren van de rekenka
mer voor het baljuw- en
dijkgraafschap van
Nieuwe Niedorp en be
gon de voorbereidingen
voor de verre reis naar
Zuid-Amerika.
Begin december vertrok
het gezin Van der Wou-
de uit Heerhugowaard
naar Nieuwe Niedorp om
op sinterklaasdag vanuit
Kolhorn te vertrekken
met een lichter, een
plat schip met weinig
diepgang. Aan boord
gingen Herman en zijn
drie kinderen met een
leeftijd van 19, 18 en
15 jaar. Verder namen
ze mee: 5 meiden, 45
knechten, 3 paarden, 6
koeien, enkele schapen, hoenders en duiven, kleding,
lakens, dekens, tin, koper, 50 geweren en provisie
voor een heel jaar. De volgende dag kwamen ze aan
bij de Sint Lourens, die in de Vlieter lag. De vaargeul
ten noorden van Wieringen werd de Vlieter genoemd.
De Sint Lourens was een koopvaardijschip met ruime
verblijven voor de opvarenden. Dit schip had een
laad-vermogen van 300 last, dat is 600 ton, en had 24
kanonnen aan boord. Omdat het vanwege storm
gevaarlijk werd om in de Vlieter te blijven, zeilde men
op 9 december naar Texel. Daar verzamelden zich vele
boten om gezamenlijk verder te varen. Op 13 december
gaan Herman, zijn twee dochters en de schipper voor
de laatste keer in Den Helder aan land. Het vroor
zeer hard met een stevige wind vanuit het noordoosten
en er was zoveel ijsgang dat de gehele vloot de
volgende dag moest uitvaren. Met moeite wisten
Johan en Cornelis de Witt, in het rampjaar 1672
door het volk vermoord