De vergadering besloot om
fiscaal Moons te ontbieden.
Deze zou dan moeten mee
delen wat hij had gedaan be
treffende het geval Zijdewind,
maar ook betreffende de
gevallen in het Zuiderkwar
tier. Hier werd het vormfeest
in Zevenhoven bedoeld.
Fiscaal Moons deelde in een
rapport van 7 december
1649 mee dat hij en Herman
Hartman van der Woude
een proces waren begonnen
tegen de bisschop. Omdat
deze op 18 november niet
voor de rechtbank was
verschenen, was er een
tweede dagvaarding uit
gegaan. Op diezelfde dag
zou een ambtenaar van het
Openbaar Ministerie vier
priesters ondervragen. Ook
tegen hen was men bezig
met de voorbereiding van
een proces. Tijdens de dis
cussie over dit rapport
wilden enkele leden de zaak
Zijdewind overdragen aan het Hof. Toch besloot men dat
het geval Zijdewind door Hoorn zou worden afgehan
deld.
Op 21 februari 1650 had Hoorn de vonnissen vastge
steld. De gelovigen moesten een boete van 60.000 gul
den betalen. Pastoor Cleerbesem kreeg een boete van
1.400 gulden en werd uit Holland verbannen. Bisschop
De la Torre verwachtte dat ook hij zou worden verban
nen. Ondertussen had zijn zus een onderhoud met
fiscaal Moons. Deze deelde mee dat het geval Zijdewind
hem speet en hij vertelde dat de Staten van Holland
opdracht hadden gegeven voor een nader onderzoek
Een maand later deelde fiscaal Moons mee dat de bis
schop eigenlijk niets „criminosum" had gedaan en dus
eigenlijk ook geen crimineel vonnis verdiende. Dirk van
Foreest kreeg dit van Moons te horen terwijl hij juist
naar Moons was gegaan om aan te dringen op een
spoedige vervolging. Van Foreest was het er niet mee
eens en nam geen genoegen met de passieve houding
van Moons. Als die geen vervolging wilde, dan moesten
de gecommitteerden te Hoorn dit maar opdragen aan
schout Herman Hartman van der Woude.
Inmiddels was de verbannen pastoor Cleerbesem met
medeweten van de gecommitteerden in Hoorn weer
teruggekeerd. Men had schout Herman van der Woude
aan het verstand weten te brengen dat de boete van
60.000 gulden, die de plaatse
lijke katholieken moesten
opbrengen, alleen maar bij
elkaar te krijgen was als de
pastoor dit zou regelen. Ook in
die tijd werd er door de verschil
lende personen met hun eigen
meningen flink gelobbyd.
Sommigen vroegen aan prins
Willem II om de bisschop juist
niet te verbannen.
Schout Herman van der Woude
deelt op 7 juli 1650 de advo
caat van de bisschop mee dat
hij aan de gecommitteerde
raden in Hoorn had voorgesteld
om de bisschop te verbannen
en zijn goederen verbeurd te
verklaren. Dit voorstel was bij
de gecommitteerden echter
niet bekend. Ook de schout
had een advocaat en de
gecommitteerden kregen te
horen dat Herman zijn mond
zou houden als hij een ge
schenk zou krijgen. Er werd
gedacht aan een nieuw paard
of een nieuw pak.
De onderhandelingen met schout Herman van der Wou
de vlotten niet erg. Herman had een juridisch adviseur
die zo mogelijk nog inhaliger was dan hijzelf. Bovendien
had men het proces tegen de bisschop gekoppeld aan
een proces tegen een boer die schout Van der Woude
met een dorsvlegel had bedreigd. Omdat deze on
vindbaar was, kon men niet met het proces tegen de
bisschop beginnen. Het was de bedoeling om die boer
door prins Willem II dan maar gratie te verlenen. Helaas
overleed de prins op 6 november.
In Hoorn werd er eind november 1650 nog altijd gekib
beld over de genoegdoening voor schout Herman
Hartman van der Woude. Ondertussen waren predikan
ten voor de derde maal bij de gecommitteerden in
Hoorn geweest om aan te dringen op een veroorde
ling van de bisschop. Een van de predikanten had daar
geroepen: „Wie zal ons eindelijk eens van die duivels
verlossen?"
Ook in het begin van het nieuwe jaar was men in Hoorn
nog geen steek verder gekomen. Vandaar dat de bis
schop van plan was om in het voorjaar clandestien een
reis naar de missiestaties te ondernemen.
Schout Herman Hartman van der Woude kreeg op 19
februari 1651 eindelijk zijn zin. De bisschop werd uit
Holland en uit West-Friesland verbannen en al zijn
bezittingen werden verbeurdverklaard.
wordt vervolgd
prins Willem III (1626-1650)